Op het ‘gekkigheidsterras’ met een cava kurk op Julio Josephe Casias neus.
Parakleet
Parakleet is een kortverhaal dat ik schreef voor een schrijfwedstrijd. Hier twee reacties van anonieme beroepsschrijvers. Ik blij? Nee. Ik won er niets mee. En dus hopperdehop ik moet verder. De dag was verder goed en ik had nog veel te vieren. De dag, het uur, NU! Champagne op het terras, lekker zonnetje en een leuke ober Julio.
De Parakleet. – “Ongrijpbaar, tussen de regels door gruwelijk, mooi geschreven met een enkel typefoutje is dit heerlijk om te lezen. De schrijver heeft slechts enkele zinnen nodig om de lezer in zijn wereld te trekken. Nergens wordt duidelijk wat er precies speelt, waardoor de lezer geprikkeld wordt. Een prachtige inzending.”
De Parakleet – “Ik heb genoten van het verhaal. Ik werd meegenomen naar de leeggehaalde villa en voelde bijna de kou op mijn huid. De laatste alinea was interessant, vooral de zin: omdat wij niet alles weten, weten we niets. Dat is een uitspraak om over na te gaan denken.”
Lees hier het korte verhaal Parakleet van Robert Kruzdlo:
Pepe, kijkt de hele dag en avond televisie tot hij naar bed gaat. De wanden van de woonkamer hangen vol met foto’s. Onder het glazen blad van de ‘gerokte tafel’ waarachter hij bankzit, liggen kleine vergrijsde nostalgische kiekjes. Soms ouder dan honderdjaar: verlovings- en trouwfoto’s, paardendressuur en zijn vrienden waarmee hij op stap is. Het verleden is overal in deze kleine kamer van drie bij driemeter. De toekomst is onkenbaar of ondenkbaar.
Het ‘nu’ is zichtbaar op de televisie. ‘Nee, naar de eindeloze herhalingen van de oorlog in Oekraïne kijkt hij niet. Het zou verboden moeten worden,’ zegt hij bijna onverstaanbaar Andalusiaans.
Onder de afgerokte tafel gloeit een elektrisch kachel. Het tafelkleed ligt als een warme deken over zijn schoot. De ramen zijn verduisterd door gordijnen, de deur altijd op een kier. De nooit duidelijk verstaanbare televisiestemmen echoën in de patio. Zes voordeuren komen uit op de patio die vol met planten en bloemen hangt. Een parkiet schettert dwars door alles heen. Soms staccato tsjirrup of tshirp maar ook legato, een verbonden langgerekt krassend geluid als de tram in de bocht van het Rokin te Amsterdam.
Pepe, 87 jaar heeft drie voortanden. Bruine pigmentvlekken, als eilandjes verspreidt over zijn gezicht. Pepe en de televisie. Samen leven ze in het nu.
Soms herinnert hij het verleden als hij naar de foto’s tuurt, en als hij familiebezoek krijgt overleggen zij over zijn broze gezondheid en de onzekere toekomst. Dan maar liever het nu!
Hij luistert van af de bank naar de vervormen stemmen van de televisie, stemmen van het nu. Het Andalusiaans. Woorden soms half uitgesproken, ingeslikt en in verknipte zinnen samengebald. Het is een ongeschreven taal.
Zelfs de spreekstem van de schrijfster M. die aldoor ‘as’ zegt in plaats van ‘als’ of ‘leve’ slist in plaats van ‘leven’…, is een ongeschreven taal. Vaak niet te verstaan is. Toch wordt het krukkige spreken begrepen. (Ook ik ben vaak niet te verstaan.) Andalusiaans baragouins, kan ik niet verstaan. Pepe, kan alleen een Vejer-andalusiaans. Ik begrijp veel van wat hij zegt.
Pepe’s leven, zo mijmer ik, is een voorbeeld van hoe een schrijver schrijft. In de literatuur die meer dan duizend jaar oud is, of langer, heeft schrijver twee mogelijkheden om over te schrijven: het verleden en de toekomst. Daartussen zit ingeklemd het ‘nu’.
Het nu, heeft altijd een tekort aan helderheid. Het verleden en toekomst, in het nu, is massief leeg. Een zelf ontbreekt. Het nu moet daarom talig worden. Gevuld worden met woorden. De schrijver volgt zijn hand die onzichtbaar bestuurt wordt…
Gevuld met psychologische valkuilen, een mijnenveld aan emoties. Het is eigenlijk onbegonnen werk om over het verleden en de toekomst te (be)schrijven. Toch doet de schrijver een aan regels gebonden poging. En dat maakt schrijven zo boeiend. Los van al die talen die nooit op schrift zijn gezet. Jammer eigenlijk.
Om de leegte te bestrijden, schrijft de schrijver over wat hem aantrekt. Waardoor hij wordt aangetrokken. Oncontroleerbare drift en lust. Aangetrokken door impulsen die hij niet beheerst. In een vlaag van verstandverduistering zoekt hij tussen de warrige gevoelens zijn verleden en toekomst. Met de rug tegen de muur. Hij weet dat hij niet zal slagen. Toch geeft hij niet op. De hersenen hebben een pauzeknop. Precies het nu.
Wat de schrijver bindt aan het papier is het ‘ikloos’ nu. Is dat zijn doel?
Als ik aan Pepe vertel dat ik dit bericht en foto via e-mail naar hem of een van zijn kleinkindere wil zenden zegt hij dat hij niet kan schijven.
.
En als ik mij iets herinner, dan komt dat door de klanken,
klanken van het ‘bindende nu’ naar het verleden toe,
het heden van toen. Begerig reikhalzend
naar het toekomstig verleden
dat taalloos
is.
*Rome 2021. Pepe, een koosnaam, afkomstig is van de initialen Pater Putativus (P.P.).
Nieuwsgierig kijk ik de kelder binnen. Het is er donker, slecht verlicht. Een kleine man wenkt dat ik binnen moet komen. Herkent hij mijn nieuwsgierigheid? Door een smalle deur, een steile trap af. Ongeschoren bleekgezicht. Hij heft het toonbank-blad op, trekt aan een deurtje en met een glazige blik kijkt hij mij aan. Slechts één Tl-buis zoemt aan het lage plafond. Stroperige lucht. Er is nergens een raam, een opening. De stoffige ruimte is doordrenkt van de tijd die stil staat. Zijn stofjas zit stijfjes van de vlekken drukinkt om zijn smalle lijf. In een donkere hoek staat een machine, een trapdegelpers bedolven onder pakken papier en dozen. Er staan machines van meer dan honderd jaar oud. Ik noem de namen van de logge lang geleden tot stilstand gekomen hand en trapdegelpers. In een andere ruimte staan enorme houten letterkasten, -laden aangevreten door houtrot. Overal liggen bergjes gepulverd hout. Het zetbok en letterbakken kunnen het elk moment begeven. Ik zie het al gebeuren: berg lodenletters begraven onder door termieten vermalen werkbanken. Ik tik tegen het hout dat hol klinkt. Een schop ertegen is genoeg. Hij haalt zijn schouders op. In een nis in de muur staat een oude personal computer uit de tachtiger jaren. Hij doet het nog, zegt de kleine man en geeft met zijn eeltige wijsvinger een tik op enter. Op het scherm verschijnt een brandende auto. Naast de auto ligt een man verstijfd door de vlammen. Zwartgeblakerd lichaam. Oorlog, zegt de kleine man.
Zetwerk met de hand doet hij niet meer daarvoor is er iets anders voor in de plaats gekomen: fotozetmachine letters, plastic. Hij laat het mij zien. Met de Heidelberg degelpers wordt nauwelijks gedrukt. Maar in plaats van steeds de degelpers te moeten instellen werkt hij het liefst met een oude kleurenlaserprinter. Een beest van een kopieermachine staat tussen gietijzeren drukpersen. In zijn ogen zie ik dat hij het nog een tijdje wil volhouden. Maar die zijn slecht. Is het een soort zelfkwelling? Op de snijmachine ligt een klein pakje drukwerk, nog maar net ‘schoongesneden’ en de messen, zo zegt hij, zijn nog scherp. Ik bedank de kleine man voor zijn uitnodiging en verlaat de donkere kelder door de nauwe deuropening. Buiten is het hemelsblauw. Het zonlicht ketst tegen de witgeschilderde huisjes. Ik zie even niets. Ik verdwaal in de onbeschaduwde straatjes.
Onderwijl knagen de houtwormen door. Op een dag zal hij de ineenstorting van zijn oude werkplaats gadeslaan. Roest doet de massieve machines tot stilstand brengen en misschien vindt hij iemand die de kleurenlaserprinter wil overnemen. Ik denk van niet.
Morgen ga ik nog eens langs.
Er komt altijd een einde aan het beroep schrijver. Lood om oud ijzer. Tot stof zullen we keren.
Jaren heb ik in de Warmoesstraat in een drukkerij gewerkt.Van 1965 tot… Diploma gehaald en daarna naar de Rijksacademie vertrokken.
De leegte gevuld, beangstigt. Aan de horizon fata morgana’s van stranden. Grote kwallen. Een kreeft, waarvan de ogen zijn uitgepikt, zet ik terug in zee: als een blinde kruipt hij naar…, naar wat? Een zeeduivel die in een droge poel ligt, heeft hartmassage nodig. De ogen zijn nog gevuld met vocht. Terug in zee gaat hij op zijn rug liggen.
Dronken herten- en bambisporen in het zand.
Aan de hand van de zeeboeien bepaal ik geografisch mijn positie. De lucht lijkt doorzichtig behang. Soms zak ik weg in het zand. Ik hoor het klaaglijke dichten van duinhoeden. Leeg is alles gevuld.
Na twee uur slenteren ben ik terug bij het pontje. Ik heb tonnen lucht verplaatst. Het is tijd terug te keren tussen de smoelen. Aan de overkant zwellen de stemmen. Ik hoor flamenCO. Het pontje glijdt het strand op.
Tot de hals vul ik mij met wijn. De wereld is soms tweedimensionaal, een telexlint.
Catalanen kunnen zich nu niet meer beroepen op ’t Europees Parlement. Dat is een domper.* Vooral omdat de Catalanen met hun vingertjes wezen naar Spanje zo van: wij worden gesteund door ’t Europees Parlement. Nu is dit politiek spel uitgespeeld.
Puigdemont, is in Spanje aangeklaagd wegens ‘opruiing’, omdat ze op 1 oktober 2017 een referendum over de Catalaanse onafhankelijkheid hielden. Voor Puigdemont komt daarbij nog ‘misbruik van overheidsgeld’ voor de organisatie van het referendum, dat door de Spaanse overheid en de Spaanse justitie verboden was.
Puigdemont zal hoe dan ook terug moeten naar Spanje en wat hem daar te wachten staat weet nog niemand. Ik denk dat hij geen rol in de politiek kan spelen omdat andere politici hebben geleerd van de geschiedenis en voor een bilaterale weg hebben gekozen.
De leider van de oppositie in Catalonië, Salvador Illa: als hij terugkeert naar Spanje, zoals “de wetgeving voorziet”, moet Puigdemont voor het gerecht verschijnen.
De stad Babel voelt klam. Achter de brede heuvels zakt de zon in zee. Druppels vallen uit de lucht en toch nergens een wolk aan de hemel. De anorexia bedelaars zijn uit het centrum verdwenen en hebben zich teruggetrokken met hun slaapzakken in smerige en donkere portieken tussen opgedroogd spuwsel. Ik dwaal over glimmende kinderkoppen, langs haveloze gevels, legen winkels, langs onbewoonbare paleizen en drentel om de grootste fontein van de stad, omzoomd door omhoog schietende dadelpalmbomen. Ben in mijn sas. Plotseling zinken de waterstralen van de fontein ineen. Wat een stilte. Om mij heen niemand. Niets ademt, alleen ik. Het plein glimt van de keien, de stad ligt — dit maal gebruik ik het woord — in mijn ziel. Zijn het drogbeelden? Waar zit de verwarring, die, verscholen in mijn hoofd, goed oplet als ik mijn hersens gebruikt.
Uit het boek Sò en de Kolonel. Robert Kruzdlo 2021 Andalusia.
Hollandse boerenkoolluchten tekenden zich boven de lange boulevard met palmbomen af. De warme dag voelde anders, ik had een pet nodig.
Nog maar net voorbij de vismarkt, stortte een oude man met ouderdomsvlekken neer op het plein met kinderkopjes. Zijn hoofd stuiterde als een bal. Hij greep met zijn pezige handen naar zijn hoofd: te laat natuurlijk. De in té grote kleren gestoken magere man weigerde elke hulp. Hij kwam niet meer overeind en wilde dat ook niet. Zijn ogen waren grijs aan het worden. Hoelang weet ik niet.
Halverwege de wandeling haalde een man en een vrouw – zij met een mooie paardenkont, hij met een uitgezakte bilnaad, mij in. Uit hun telefoon schetterde een Latijnse mis die zij, hoorbaar voor iedereen, mee prevelden.
Ik had nog geen halve kilometer afgelegd of een man met een boek in zijn hand botste bijna tegen mij op. Ik verkies rechts opgaand en links afgaand. Hier in Spanje is dat niet zo: ze kiezen altijd de schaduwkant.
Nog geen honderd meter verder moest ik een fietsende punker ontwijken. Uit protest reed ze op de stoep. Voor haar net zo belangrijk als de ruiten van een bank inslaan: weg met het kapitalisme. Goed dat er nog beweging in de democratie zit.
Toen ik na een uur mijn doel had bereikt, om een paar heerlijke rioja wijnen in te slaan, werd ik door een Señora Isabel Amora Dionisa aan mijn arm vastgeklampt: Vino de la Tierra de Cádiz, zei ik. Ze keek mij met grote ogen aan en zei: ‘Waar is uw haar?’.
Foto Margaretha Maria Haverkamp Sinaasappelplukkers in Jerez de la Frontera Andalusië Spanje
Winterdip? Wie kan zich nog de eerste sinaasappel herinneren.
1971 De smaak van de eerste sinaasappel was lippend krullend. Doorbijten, zei oma An met een stralend gezicht. Ik was een jaar of twaalf. De keukentafel lag vol met sinaasappelen, overgebleven van het luxe Badhotel Domburg waar oma werkte als hoofd ontbijtkeuken.
Badhotel Domburg kwamen prinsen en prinsessen van verschillende vorstenhuizen, rijke industriëlen maar ook loodgieters uit Amsterdam voor de heilzame werking van de zee en natuur. Natuurlijk dronken zij bij het ontbijt sinaasappelsap uit een kristalglas.
De sinaasappel komt oorspronkelijk uit China, ook wel Sina genoemd, waar de huidige naam naar verwijst. Wie kent het woord appel sina nog?, later het nieuwere Nederlands woord appelsien. Bedrijven als Hero en Riedel maakten sinaasappelsap. Weet u het nog?
Sinds de deprimerende lockdowns in Andalusia waar in april de sinaasappelbloesem bloeit, Azahar, zoals de Spanjaarden de kleine witte bloem noemen een heerlijke geur afscheidt. Ik ben verbaasd over de enorme hoeveelheid sinaasappels die aan elke sinaasappelboom hangen. In de stad Jerez de la Frontera hangt de hele stad zomers en winters vol met sinaasappelen. Ze zijn zuur, maar er zijn mensen die ze eten. Het is een mooi gezicht, de oranje kleur in bijna elke straat en op elk plein.
Jaarlijks worden de zure sinaasappelen met de hand geplukt. Boom na boom. Straat na straat. In november is er ongeveer naar schatting totaal een miljoen kilo geplukt. Het ene jaar zijn de bomen meer geladen dan het andere jaar. Je ruikt de pluk. Je kunt er mee uit een winterdip komen. De geur van sinaasappels maakt het stofje serotonine in je lichaam aan. En juist van dit stofje wordt een mens ontzettend vrolijk.
Zo stond in de krant van Jerez dat half november 45.000 kilo sinaasappels alleen al in het centrum van Jerez de la Frontera zijn geplukt. De zure sinaasappels die aan de openbare weg worden verzameld worden geplet en gebruikt voor de vervaardiging van jam en schoonheidsmiddelen. Nog steeds, het is nu februari, zijn de plukkers bezig en, … er komen al kleine nieuwe bloemknoppen aan de sinaasappelbomen.
Hoe meer zonuren een sinaasappel pakt, hoe milder (en dus lekkerder) het sap van de vrucht wordt. Pas na gemiddeld 800 uur in de volle zon zijn ze klaar om geplukt te worden. Bij Appelsientje plukken ze alleen de rijpe sinaasappels om zo de beste kwaliteit te kunnen bieden.
Hier gaan een miljoen zure sinaasappelen de containers in en worden naar de fabriek gebracht om jam en cosmetica van te maken.
2020@Robert Kruzdlo y Diario Jerez de la Frontera.
Tekening Robert Kruzdlo Cees Nooteboom 2020 Andalucía Spanje
Catalonië en haar onbegrensde irrationele genegenheid voor eigen streek.
Cees Nooteboom een Nederlandse Europeaan krijgt de Spaanse Premio Formentor de las Letras-prijs voor zijn gehele oeuvre.
Nomadisch, over Europa schrijvend, woont Cees Nooteboom in drie landen Duitsland, Menorca en Nederland. Voor zijn in het Spaans geschreven oeuvre ontvangt hij de Spaanse Premio Formentor de las Letras voor literatuur 2020 en het bedrag Euro 50.000. Cees Nooteboom, 86 jaar oud, is een overtuigd Europeanist.
Hij heeft zich op verschillende manieren uitgelaten over de Catalaanse nationalistische gevoelens en het streven naar een eigen land: gevoelens die niet gerationaliseerd kunnen worden, vind hij. Het streven naar onafhankelijkheid – binnen Europa – stemt Nooteboom treurig: “Het is tragisch wat er in Catalonië gebeurt,” zegt hij in een gesprek met El Pais.
Een Nederlandse schrijver die zich uitspreekt over de politieke situatie van Catalonië dat is bijzonder, vooral de manier waarop. Toen hem gevraagd werd wat hij van Catalonië en het uitroepen van de republiek vond, – die alleen in woord bestaat, niet grondwettelijk en door geen enkel Europees land erkend is, antwoordde hij ongeveer zo: Wat betreft het uitroepen van een fantoom-republiek gebaseerd op onzin en gevoelens die niet gerationaliseerd kunnen worden, en de vlucht van de Catalaanse ex-president Charles Puigdemont vormen geen goede basis vormt voor een verenigd Europa
Puigdemont is de “rattenvanger van Hamelen” en het ontbreekt vanuit Europa aan wijsheid, om Catalonië uit de verdrinkingsdood te helpen.
Ik ben verbaasd dat een Nederlander dit zegt. Nooteboom wist ook te vertellen dat als je op 1 oktober 2017 géén JA had gestemd, je een idioot was: Puigdemont en Catalonië hadden slimmer moeten zijn.
Als Europa een lappendeken van kleine landjes wordt die zich willen afscheiden dan vernietig je daarmee het grote Europa, vind hij. Zo waarschuwt Nooteboom herhaaldelijk en reflecteert hij op een literaire manier, zoals de nomaden, Joyce en Triëst, Proust en Venetië, Diderot en Amsterdam, de Staël en Frankrijk, Sarraute en Parijs, en nog vele anderen die zich van geen grenzen aantrokken. Nooteboom, zo blijkt uit zijn verschillende interviews in El Pais: Ik houd van Spanje en het Castiliaanse, ik behoor ook tot Spanje tot Zuid-Amerika, al ben ik geboren in Nederlander, ik ben Europeaan.
Deze uitgesproken literaire gedachten van de Nederlandse schrijver Nooteboom worden door veel Catalanen gedeeld: Europa heeft de plicht de “rattenvanger van Hamelen” te stoppen met goed rationele argumenten. Fantoom republieken dragen niet bij tot het Europees gevoel van een eenheid.
Artur Mas zei het zo: Het Catalanisme is gevoel en sentiment en is ook een manier… van politiek bedrijven. (2002.)
Als Catalonië zijn recht wil halen bij het Europesche parlement kan dit wel eens op een deceptie uitlopen.
Oorspronkelijk ontwerp la Sagrada Família (Basílica de la Sagrada Família.) Antoni Gaudi betaald met bloedgeld.
Catalanen die rijk zijn geworden door slavenhandel.
Op de keukenkast staan drie blikken met vier verschillende smaken koffie: Spaanse, Colombiaanse, Keniaanse en Braziliaanse koffie.
Vandaag Braziliaanse koffietijd. Op de achtergrond speelt Daniel Barenboim piano. Het is zondag en stil in de straat. De krekels slapen en ik heb de luiken gesloten tegen de zon. Het wordt 38 graden en het is september.
Ik schreef zojuist: op de keukenkast staan vier blikken koffie…, maar mijn gedachten gaan meteen – of ik dit wil of niet – naar Gaudí een Catalaanse architect uit de 1900 eeuw en wel hierom: Parc Güell en “la Sagrada famíllia” zijn bekendste bouwwerken zijn betaald met bloedgeld. Catalanen zijn rijk geworden door slavenhandel.
Gaudi’s opdrachtgever Eusebi Güell was een van de vele Catalanen die hun fortuin hadden gemaakt door slavenhandel. Slaven gekocht in Afrika werden weer verkocht in Amerika. Uit de opbrengst werden modernistische ontwerpen gefinancierd, de stad Barcelona ging op de schop, allemaal betaald met geld van de slavenhandel. De Catalanen Eusebi net als zijn vader en schoonvader bepleiten de slavernij.
Wie nu al dat moois wat Barcelona te bieden heeft gaat bekijken kan deze geschiedenis in zijn achterhoofd houden.
De meeste Catalanen haatten Spanje, maar niet het werk van Gaudi: De vleermuis die vaak in het werk van Gaudi’s werk te zien is, was het symbool van de machtige koning Jaume van Spanje… .
De Catalaanse bourgeoisie is er nog steeds, opgeleid onder het Franco-regime.
Zullen zij al dat moois wat is opgebouwd door bloedgeld afbreken?
Catalonië moet zijn verantwoording nemen en excuses aanbieden.
De jonge Spanjaard-Catalaan Pau Marti ontmoette ik jaren geleden tijdens de vlucht van New York naar Barcelona. Hij muzikant-schrijver keerde na vijf jaar Amerika terug naar zijn Spanje, Catalonië. Amerika is nog steeds zijn grote inspiratiebron, als schrijver wil hij in Spanje beroemd worden. Genoeg ervaringen opgedaan in Amerika vond hij het is tijd om in zijn geboortestreek de provincie Gerona Catalonië zijn verhalen te vervolmaken. Alleen, hij had één probleem, een vervelend drukkend probleem…, hij wist niet in welke taal hij verder zou gaan schrijven, in het Spaans of Catalaans en bij welke uitgeverij hij zijn boek zal uitgeven: Catalaanse of Spaanse uitgeverij? (Hij is tweetalig opgevoed.) We spraken geregeld af in cafés in Barcelona, Gerona en jaren later in St. Feliu de Pallerols en steeds ging het over hoe netelig zijn probleem was: de tweetaligheid.
In Barcelona, de tweetalige hoofdstad van Catalonië (Estat Català) dat in het noordoosten van Spanje ligt, is een meerderheid van de bevolking tegen onafhankelijkheid. In de stad wonen relatief veel niet-Catalanen: Spanjaarden uit andere delen van het land, maar ook veel buitenlanders. Vaak zijn zij helemaal niet voor afscheiding van Catalonië. Tegenstanders worden door ‘independentistas’ veelal afgedaan als fascisten.
Ik heb vaak geschreven over Catalonië en de tweetaligheid, objectiever dan ik geregeld lees in bijvoorbeeld de bijdragen van Lex Rietman in de De Groene Amsterdammer: ik ken alle lagen van de bevolking en als kunstenaar, schrijver, exposant weet ik dat niet iedereen koffie drinkt.
De ‘independentistas’ , die alleen Catalaans willen spreken, zullen het nooit opgeven -zelfs al moeten ze droog brood eten, zeggen ze- en de voorstanders zijn inmiddels bewust dat de helft of een nipte meerderheid van de Catalaanse bevolking niet voldoende draagvlak heeft voor een onafhankelijke staat: toch noemen zij Catalonië een republiek.*
Al eerder werden pogingen ondernomen om Catalonië los te maken van Spanje. In 1641 riep Pau Claris i Casademunt de republiek uit, toen onder controle van Frankrijk; 1873 door Baldomer Lostau i Prats een proclamatie voor een Catalaanse staat, in 1931 door Francesc Macià i Llussà, in 1934 door Lluis Companys i Jover. In de Catalaanse taal. In 1975 werd Catalonië een autonome regio.
Eeuwen werd in alle kerken in Catalonië de mis in het Catalaans opgedragen. Dat was niet verboden. Eigenlijk werd overal, waar men wilde, het Catalaanse gesproken. Het Spaans, de officiële taal, spraken de meeste Catalanen thuis Catalaans. 42 jaar en sinds 1978 is het Catalaans op basis van artikel 3.2 van de Spaanse grondwet een officiële taal en gelijkwaardig aan het Spaans. Tweetaligheid Spaans en Catalaans, was heel normaal. (Vergelijk dit met het Fries en het Nederlands.)
In 1975 werd Catalonië een autonome regio, maar dat was voor vele Catalanen niet genoeg. Die onvrede uitte zich op 27 oktober 2017. Het Catalaanse Parlement riep Catalonië eenzijdig als een onafhankelijke, democratische en soevereine Catalaanse Republiek uit. De muur werd hoger opgetrokken. Een groep intelligenten en onverzettelijke Spaans-haters met een flinke dosis onderbuikgevoelens, zoals ik vaak heb geschreven, dat een genetische basis heeft, haalde alles uit de kast: zelfs Anna Frank werd er bijgehaald.
Na een onmogelijk referendum 27 oktober 2017, het eenzijdig uitroepen van de republiek Catalonië heeft tot nu toe niemand in Europa of daarbuiten de republiek Catalonië officieel erkend. Spanje, in de greep van de Catalaanse fantasme republiek kijkt toe, hoe de Catalaanse muur, het idee, het fantoom republiek Catalonië, standhoudt en verder wordt verstevigt. Ondanks de minderheid.
Ik kan het weten.Sinds 1975 kwam ik geregeld in Catalonië. Later ging ik er wonen: Gerona, Salt, Portbou, Selva de Mar, Olot, maar nooit kon ik echt sympathie opbrengen voor de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring die op 27 oktober 2017 plaats vond. Overal werd overheersend Catalaans gesproken maar iedere Catalaan is en bleef/blijft tweetalig: Spaans en Catalaans. Toch werd mij opgedragen vooral Catalaans te spreken, want ik was in Catalonië en niet in Spanje. Dit voelde vaak als repressie. Stel je eens voor dat je in Friesland niet geholpen wordt omdat je geen Fries spreekt.
De Catalanen hebben een hoge muur om hun fantoomgebied opgetrokken, rond een niet bestaande republiek, en vervolgens beweren zij dat de Spanjaarden een Chinese muur hebben gebouwd rond hun gebied: Spaanse repressie? (Repressie noemt men de matiging van de agressie ten gunste van de socialisatie.) Vanmorgen las ik hoe slecht Catalonië, economisch, onderwijs, zorg en sinds 2008 niet instaat om binnen hun fantoomrepubliek de gezondheidszorg te verbeteren, ervoor staat. (El Pais, La Vanguardia.) Ik zal het niet over de epidemie hebben.
Een minderheid van de Catalanen hebben genen, hormonen en neurotransmitters die hun politieke wil sterk beïnvloedt en bepaalt. Sinds 1640 toen de Fransen onder Lodewijk de XIII uit Catalonië verdwenen waren, stond het genetisch vast dat de Catalaan een eigen gebied wilde, liefst met een denkbeeldige muur, om indringers te beletten hun akkers, havens en nijverheid te bezetten. De Catalaanse identiteit een sterk onderbuik verlangen, werd keer op keer de Catalaanse staat uitgeroepen, hun erfelijke, sterk emotionele aanleg, hield de illusie levend, zo is uitgekomen en bestaat het fantoomrepubliek Catalonië uit emoties. Tenminste dit zijn mijn gedachten, ik spreek hier voor mijzelf. En ik weet dat ik geen gelijk heb, mits straks de uitslag van een nieuwe stemming in Catalonië laat zien dat ik wel degelijk gelijk had: meerderheid voor samenwerking met Spanje is. Intelligentie moet het winnen van teveel aan emotie?
Schrijvers hebben het er maar moeilijk mee.
Catalonië heeft zeven en een half miljoen inwoners, waarvan er, zoals gezegd, maar twee en een half miljoen zijn die het Catalaans als moedertaal spreken en schrijven. Volgens de statistieken, beheerste eind twintigste eeuw, zestig procent van hen het Catalaans redelijk tot goed. En vrijwel alle moedertaalsprekers van het Catalaans spreken ook uitstekend Spaans. De meeste Catalanen zijn, genetisch tweetalig. Dit zal nooit veranderen zegt Pau.
Het Catalaans is welbeschouwd maar een kleine taal. Het heeft vier miljoen moedertaalsprekers, waarvan er twee en een half miljoen in Catalonië rondlopen. Dat zo’n kleine taal een uitstekende literatuur met internationaal bekende kunstenaars heeft voortgebracht, zoals Joseph Pla, Salvador Dali, Antoni Gaudi, Joan Miró, Antoni Tàpies, Pablo Casals en ga zo maar door: allemaal wereldburgers.
Jaren later, sprak ik met Pau weer over zijn heikel probleem, de tweetaligheid. Hij weet het nog steeds niet of hij zijn boek in het Spaans of Catalaans zal publiceren. Spaans vindt hij vaak mooier, rijker, meer mogelijkheden om zijn gevoel te uiten dan het Catalaans en dat wreekt hem, omdat zijn familie, vrienden willen dat hij solidair moet zijn met de Catalaanse taal en ideologie. Tegenover mij heeft hij het over literatuur die geen land hoeft te vertegenwoordigen: de wereld liever. Hij voelt zich een wereldburger, houdt niet van opgesloten te worden door eisen van zijn moedertaal. Hij lijdt daaronder. En niet alleen Pau.
Pau is geboren in een klein Spaans-Catalaans dorp. Op jonge leeftijd pleegde zijn vader zelfmoord. Op zijn twintigste vertrok hij als muzikant naar Hollywood, en obsessief dacht hij bekend te worden: welk teenager denkt dit niet. Hij dacht zijn vader te kunnen vergeven en het drama definitief achter zich te kunnen laten. Hij trouwde. Na vijf jaar keerde hij terug naar Spanje. Inmiddels schreef hij verhalen over Amerika, zijn mislukte huwelijk, depressies, de zelfmoord van zijn vader, zijn familie en cultuur, en, de wereld waarin hij leeft.
Zijn verhaal klinkt door op de literaire pagina’s van de Spaanse kranten. Hoe hij als Catalaan de wereldliteratuur leest, waardeert en bekritiseert en vooral hoe het op zijn Catalaans moet, hoe je het een Catalanen moet uitleggen en hoe de wereldliteratuur invloed heeft op het Catalaans: hoe hij en al die andere Catalaanse schrijvers beïnvloed zijn door de wereldliteratuur. Vooral niet als Spanjaard. Pau, leest de wereldliteratuur, in het Spaans: er is meer te vinden in het Spaans dan in het Catalaans, zegt hij. Boeken van de schrijvers als Doaa Al Zamel, Marx Communist Manifest, verdiept zich in het kinder-vluchtelingenprobleem en de verschillen tussen oost west, noord en zuid. Black and White. Leest de bijbel, Gita, Quran en Flaubert, Proust, Beauvoir, Sagan allemaal in de Spáánse vertalingen. Pau ervaart dat er een hek, een muur geplaatst is tussen het Catalaanse en het Spaanse literatuur. Hij zegt dat hij twee zielen in een zijn borst heeft: moedertaal Catalaans en het Spaans. Een Catalaan moet Catalaans denken en vooral dromen dat de taal, het Catalaans net zo rijk is als het Spaans of welke andere taal dan ook. Niet, …vindt hij. Hij wil geen repressie en onderdrukt worden door de eisen van de Catalaanse taal: weg van al de Catalaanse decadente repressies, zo noemt hij het. Wordt nu eens wakker intellectueel Catalonië!
Dus Pau blijft in beide talen zijn verhalen schrijven en als hij opzoek gaat naar een uitgever, dan blijft het een groot dilemma, wroeging als hij toch in zee gaat met een Spaanse uitgeverij. Zijn familie vindt dat hij zich moet opofferen voor de familie-eer: heb je moedertaal lief en niet het Spaans. Catalonië is en blijft tweetalige provincie. Het heeft een unieke tweetalige literatuur. Of, zoals iemand schreef in El Pais en het probleem op typisch Spaanse wijze formuleerde: Zij lezen, schrijven en neuken in twee talen.
Het Catalaans en het Spaans heeft altijd onder spanning gestaan. Zo ken ik oudere mensen in Catalonië die nog steeds geen Catalaans kunnen lezen en schrijven: allemaal de schuld van Spanje, zeggen ze? ** Dat zij het zichzelf nooit hebben eigengemaakt geeft te denken als je weet -ik zeg nog maar een keer- dat in de rooms-katholieke kerkdienst en thuis altijd Catalaans gesproken werd, ook in de periode van Franco: de kerk had zieltjes nodig en het werd door Spanje nooit verboden. Tussen 1983 en 1993 werd het Catalaans ingevoerd op de scholen. Nu zijn er berichten dat het Spaans taalonderwijs langzaam aan het verdwijnen is en verhuizen families naar elders of het buitenland omdat hun kinderen geen goed Spaans onderwijs krijgen.
Limburgers hebben zichzelf op een natuurlijke manier Limburgs geleerd, dat nog steeds niet op school gesproken mag worden, zelfs verboden op het schoolplein, maar…, vraagt Pau zich af, waarom hebben Catalanen zich met een beetje doorzettingsvermogen hun moedertaal in schrijven en lezen nooit eigen gemaakt? Zoals zij beweren: dat het verboden was en het de schuld van Spanje is? Ik begrijp Pau zijn schizoïde gevoel en denken. Hoe kan een intelligent iemand hiermee omgaan, vraag ik hem. Mijn voorbeeld, zegt Pau, is Thomas Bernhard en William Faulkner, daar vind je weinig geluk, gekanker, geen gemaaktheid, zonder compromissen en vooral…, zonder walging. De Catalanen zoeken in het genetische ongeluk hun intelligentie.
Pau: maar thuis spraken we Catalaans en overal waar dat kon, alleen het werd vroeger niet onderwezen op school, zegt hij. Literatuur is altijd gebonden aan een dorp, vrienden en familie, maar echte literatuur heeft géén vaderland, literatuur gaat over de wereld, over alle mensen en niet over een genetische aanleg. Schrijven heeft niets met een land te maken, het land heeft met dubieus schrijven te maken. Wie vrij is heeft geen muur om zich heen nodig.
Waarom bouwen de Catalanen een muur om zich heen?
Pau, laat zich, ondanks de druk van zijn Catalaanse familie, vrienden en kennissen om vooral Catalaans te schrijven, lezen en denken, inspireren door de wereldliteratuur Frans Kafka, Fjodor Michajlovitsj Dostojevski, Gustave Flaubert, de Amerikaan William Faulkner, Nathalie Serraute, Lydie Salvayre enzovoorts.
Pau, is als tweetalige schrijver, verscheurd door de huidige politiek en culturele situatie en hij weet nog steeds niet hoe hij zijn familie moet uitleggen dat hij vooral kiest voor het Spaans. Er zijn bijvoorbeeld twee toonaangevende dichters, Pere Gimferrer en Joan Margarit, die zowel in het Catalaans als in het Spaans publiceren. Margarit heeft zelfs tweetalige bundels uitgegeven, waarin elk gedicht twee versies heeft: een in het Catalaans en een in het Spaans. Och er zijn meer voorbeelden te vinden: in het Catalaans voor de familie, vrienden en voor de centen in het Spaans, zegt Paul.
Ik zeg: Eduardo Mendoza is bekend geworden met zijn Catalaanse romans die zich zeer tastbaar in Barcelona afspelen, maar even gemakkelijk en virtuoos weet hij in ‘De neergang van Madrid de sfeer van schijnbaar iedere straatsteen en ieder café in Madrid op te roepen in het Spaans. ***
Het pijnlijk verschil tussen het Catalaans en het Spaans, moet je niet alleen voelen, zegt Pau. Het is een genetisch probleem, vertel ik hij, daardoor is het verwarrend en vooral de druk die hij vooral nu voelt, de sociale en politieke druk van de fantoom republiek der letteren, en, dat niet zo lang geleden verwoord werd door de gevluchte voormalige Catalaanse ex-president Puigdemont die in ballingschap in België leeft -in een artikel in El Pais- pleit voor een ‘intelligente’ democratische confrontatie met Spanje? Door de Spaanse repressie, zegt hij, heeft Spanje een muur gebouwd tussen Catalonië en Spanje, maar die heeft scheuren gekregen…, en omdat wij die muur gaan slechten, houdt dat het proces tot een erkenning en onafhankelijk vrij Catalonië levend. Wij zullen nooit buigen. (El Pais 22 augustus 2020.) En zo gaat het verhaal over de muur heen-en-weer.
Paul: als Catalonië werkelijk onafhankelijk wordt blijf ik ook in het Spaans schrijven, want wie heeft hier nu een muur gebouwd? De muur aan beide zijden is misschien even sterk, dat is het dilemma van de genetische aanleg van de Catalaan: hij zal het nooit opgeven al loopt Catalonië zichzelf in de weg en tegen een muur op.
Ik moet denken aan Paulus die de dienstbaarheid der verderfenis, waaronder de ganse schepping zucht. Fantomen van het leven, hoe groot, sterk, schoonst en het edelst is gedoemd tot verdwijnen. Literatuur is de kracht die dit kan laten zien zonder muren op te trekken en er is er maar een stad, land en natuur, dat is de wereld en niet Catalonië of welk ommuurd land dan ook.
@Robert Kruzdlo 2020 Spanje.
Reageren: Walter.joseph.zlo@gmail.com
*Dank aan Annebeth Vis Barcelona Tips.
**Volgens gegevens uit 2001 van de statistische afdeling van de gemeente Barcelona begrijpt 95% van de bevolking in Barcelona het Catalaans, kan 74,6% het spreken, kan 75% het lezen en kan 47,1% het schrijven.
***Mendoza brak internationaal door met De stad der wonderen (1985), dat wat mij betreft nog altijd dé roman over Barcelona is. De romans die de Barcelonese auteur daarna schreef, zijn ongelijk van kwaliteit. Nu eens trakteerde Mendoza op een verhaal waarvan je opveerde of zelfs een goed humeur kreeg, dan weer stelde hij teleur met een nogal bloedeloos boek. De neergang van Madrid (2010) is weer een hoogtepunt. Het oogt minder spectaculair dan De stad der wonderen maar doet daar nauwelijks voor onder. Het verhaal speelt zich af in de eerste helft van 1936, toen de politieke geschillen in de Spaanse hoofdstad Madrid steeds hoger opliepen en ten slotte helemaal uit de hand liepen en tot de Burgeroorlog leidden. Zoals gebruikelijk bij Mendoza is het verhaal doorspekt met ironie en slapstick, maar het gevoel dat je uiteindelijk bijblijft, is het treurigstemmende besef dat de mens een deerniswekkende stumper is die een potje maakt van de kleine geschiedenis van zijn eigen leven en van de grote geschiedenis van zijn land.
Paul Hugo ten Hoopen in het midden Café Welling Amsterdam 1999. Rechts Robert Kruzdlo, links vertaalster Spaans-Nederlands M. Haverkamp en zoon op de achtergrond.
Hopen op een democratisch Spanje
1999 Amsterdam. Met broze knieën, ver voorovergebogen over zijn wandelstok, Franse baret op, schreed de nu 93 jarige kunstschilder Paul Hugo ten Hoopen voorbij de ruit van café Welling. Ik stoof op en riep hem om binnen te komen: met een glimlach volgde hij mij naar mijn tafeltje. Nippend aan een glas wijn memoreerden we indachtig over vroeger.
Omdat ik in Spanje woon herinnerde Paul al snel de periode als elfjarige knaap en ik herinnerde hem eraan, dat hij voor het studentenblad ‘De nieuwe ernst 1’ van de Rijksacademie in het jaar 1975 daarover een artikel geschreven had.
Paul schildert nog steeds, al is het kleurenpalet wat somberder geworden maar de composities blijven ijzersterk. De vele details in een onderwerp kan hij subliem minimaliseren. Dat gaf hem gelegenheid de vlakken in prachtige pastelkleuren om te zetten. Hij was langdurig als docent verbonden aan de Rijksakademie van beeldende kunsten te Amsterdam. Paul leermeester was Oscar Kokoschka en zijn held Picasso. Als dichter kon hij plotseling mijn atelier binnenstappen om een gedicht voor te dragen.
“Ik was nog opmerkelijk jong toen in de zomer van 1936 in Spanje de opstand van generaals uitbrak met de bedoeling de vijf jaar oude republiek omver te werpen, daarmee begon een van de bloedigste oorlogen,” schreef Paul in 1975 in het studentenblad van de Rijksacademie. Ik wist toen nog niet dat ik later naar Spanje zou verhuizen en deze bloedige geschiedenis, overal opdook. Vooral in Catalonië. (Sinds 2005 woon ik o.a. in Spanje, Nederland en Amerika.)
“Links Nederland organiseerde “Hulp aan Spanje” en moeders breiden wollen sokken voor de armen en vluchtelingen uit Spanje en tastte diep in de werkelozen-portmonade: schalde uit het art-deco radiootje.”
Paul geniet van zijn glas wijn en de herinneringen over de Rijksacademie en dan komen we weer terug op Spanje en zijn burgeroorlog; over de veertigduizend vrijwilligers die zonder enige ervaring waarvan sommige nog nooit een schot hadden gelost – ook Amerikanen, Zwitsers, Engelse als Orwell etc. – een handje vol als je kijkt naar de aantal bezoekers van het Ajax stadion 54 duizend.
Na de bloedige moordpartijen over en weer werd Franco op 1 april 1939 de overwinnaar.
“Een groot gedeelte van het Spaanse volk,” zo is mijn vermoeden zegt Paul, “heeft Franco’s bewind innerlijk nooit geaccepteerd.” “Dat is in heel Spanje zo,” zeg ik, “de kerk, de conservatieven en de monarchisten; de rijken die niet aan politiek deden maar aan belastingontduiking en, de guardia civil waren allemaal op de hand van Franco. De arbeidersklassen, kunstenaars konden weinig beginnen tegen de controle machine van Franco.” Paul komt dichterbij: “Nu neem de Catalaanse familie Pujol? Euro 900.000 de Spaanse staat opgelicht.” “En wat te zeggen van ex-koning Juan Carlos (82).” “En in hun dubbelrollen, dubbelspionnen Josep Pla, Dali…, Catalanen, een pot nat, allen kleine Kim Philby’s” zeggen we in koor.*
“Ja, de Catalaanse schrijver Josep Pla (1897 8 maart-1981 23 april.) kon er ook wat van,” zeg ik, “die at van twee walletjes, dat was toch ook een kleine fascist, net als Dali? En, ja, natuurlijk heb ik het huis van Pablo Casal bezocht. (29 december 1876 – Puerto Rico, 22 oktober 1973.) Picasso en zovele andere vluchtelingen wilde Casal ook niet terugkeren naar Spanje.” Paul kijkt mij vanachter zijn ronde brilletje met een brede glimlach aan: “Ken je het gedicht van Federico Garcia Lorca nog?” (Geboren 5 juni 1898 en vermoord op 18 augustus 1936.) Ik knik. “Een bekende in Andalusië,” zeg ik zacht, “en ook dat gedicht stond afgedrukt in ‘De nieuwe ernst 1’ weet je dat nog? Alweer 45 jaar geleden.” Hij knikt.
Ik zoek het gedicht op mijn iPhone op. Hieronder het gedicht van Federico García Lorca -die openlijk voor zijn homoseksuele geaardheid uitkwam- en in de vroege ochtend op 19 augustus 1936 door de Guardia Civil in Granada Andalusië vermoord werd. Een gedicht uit de jaren twintig:
Zij rijden op zwarte paarden
De ijzeren hoeven zwartgebrand.
Zwarte mantels, tot de kragen
Vlekken inkt, met wat geglansd.
Het lood van hun knekelkoppen
Is tegen tranen bestand.
Zo gaan de lakleren zielen
Van de garde door het land.
De nachtelijke bultenaren
Zaaien langs de huizenkant
Stilten van donkere rubber
En angsten van vlijmend zand.
Zij trekken door waar zij willen,
En bergen in hun verstand
Een wazige sterrenkunde
Van kogels zonder verband…
(Vertaling Gerard Diels.)
Nog steeds is in Andalusië Federico García Lorca actueel: de beroemdste dichter van Spanje en alhoewel Franco zich niets kon herinneren toen hem gevraagd werd over de dood van Lorca, blijft Lorca het symbool voor heel Spanje, het symbool van verzet. Spanje zou zijn dossier over de moord op Federico García Lorca moeten openen.
Elk jaar worden de slachtoffers van de Spaanse Burgeroorlog in alle Spaanse provincie herdacht. Ook in Andalusië waar ongeveer 50.000 slachtoffers sneuvelde en 702 massagraven met slachtoffers van het Franco-regime werden geopend. Nu eindelijk is Franco’s graf in de Vallei der Gevallenen geruimd en elders begraven. Een schralen troost voor velen in Spanje.
Ook vertel ik aan Paul dat in 1985 samen met twee andere muzikanten voor de stomme film Un chien andaluo uit 1929 van Luis Buñuel filmmuziek geschreven heb -vriend van Dali en Lorca. Dat overvalt Paul, hij knikt vriendelijk. Spanje zat altijd al diep verankerd in mijn hoofd.
Paul staat moeizaam op. Ik loop met hem mee tot zijn voordeur van zijn huis, niet ver van café Welling en als hij die geopend heeft nemen we afscheidt. Dit is inmiddels al weer 2 jaar geleden.
Ik bedank hem om wat hij 45 jaar geleden de studenten van de Rijksacademie heeft willen meegegeven. Nu ik in Andalusië woon, een paar uur rijden van het Granada van Lorca, zoek ik het gedicht de profundis op -letterlijk: vanuit de diepten, een smeekbede van mens tot mens- van Federico García Lorca op:
Op het terras regent het Jacaranda bloesem. Kleine lila blauwe kelkjes vallen als parachutes uit de brede kruinen van de bomen. De bladeren van de Jacaranda lijken op varenbladeren. Twee keer per jaar gebeurt dit. Mei is de eerste keer. Deze Jacaranda boom kom je overal in de stad tegen, niet zo talrijk als de palmboom.
Boven de daken van de paleizen en huizen gutsen de gierzwaluwen door de lucht. Ze halen soms schrillend een snelheid van 200 kilometer per uur. Trams boogpiepen net zo, maar de gierzwaluwen ijzige veel beter in de bocht. Hun kwetterend geschreeuw is geen typisch geluid: je hoort het alleen als je erop let. Zoals nu. Voor het eerst zit ik op het terras. Twaalf weken heb ik geen ober gezien.
Hoe vaak ik dit ook vertel tegen dovemandsoren ze kijken allemaal de verkeerde kant op. (Sóc betekent “ik ben…” .)
John Donne schreef in 1624:
No man is an island, Entire of itself, Every man is a piece of the continent, A part of the main. If a clod be washed away by the sea, Europe is the less. As well as if a promontory were. As well as if a manor of thy friend’s Or of thine own were: Any man’s death diminishes me, Because I am involved in mankind, And therefore never send to know for whom the bell tolls; It tolls for thee.