Taal catatonie

Ergens in blijven steken Robert Kruzdlo Tekening inkt 1978

Hoofdstuk uit het boek Kermis.

De hoofdpersoon ligt 15 jaar in coma. Dat schrijft de schrijver, maar de schrijver is de hoofdpersoon en de lezer leest mee. Wie is wie? Taalkundig klopt het niet. Toch speelt de schrijver een spel met de lezer die niet anders wil dan dat. Iemand in coma beschrijven is als een lezer die in trance verkeerd.

Zoekmethode 1.

Hij had eindelijk door de macht van de illusie heen geprikt. Nadat hij zijn ogen had geopend begreep hij niet waarom zijn herinneringen een onafzienbare woestenij lieten zien die ook voor hem lag. 

Vanaf nu speelde de wereld alleen binnen in zijn lichaam af. Tussen zijn lichaam en de werkelijke-werkelijkheid was er NIETS. Het medium zat nu alleen maar in zijn hoofd. Alle verhalen, ook de verhalen die zijn hoofd ooit gewist had, zaten in zijn hoofd. Hij hoefde niet meer te luisteren: het binnenoor luisterde en het binnenoog zag. Niet hij luisterde of keek. Fictie bestond niet meer, er was nu alleen maar het, HET brein. Zijn hoofd had immers alles gerecorderd en alles stond op film. ‘Ik ben er niet,’ kon hij niet zeggen en toch was hij zonder fictie precies dezelfde als voor de coma. 

Coma, sinds het ongeluk lag hij in coma. Toch was hij precies dezelfde persoon als voor het ongeluk. Nu kon hij nergens op reageren. Het brein kon zichzelf  uittekenen: entropie bestond niet meer. I didm’t begin until I was coma. Wie schrijft hier nu?

Onderwijl u dit leest, comateus van u zelf, in trans, aan gene zijde heeft u onderdak gevonden onder uw schedel. U hoeft niet meer te zoeken, u leest, meer is niet nodig. Dénouement…, blijft door alle gaten het lichaam de omgeving binnenstromen. Nog steeds blijven dezelfde geuren, geluiden, smaken het lichaam verlaten als poep en pis. ‘De mond, anus, neus en oren, allemaal zonder intellect,’ zegt Beckett. Alleen de stem onder de schedel spreekt, ook na de dood zal het nog dagen spreken. 

Lezer, er is nog steeds één verlammingsreflex. Ik ga u niet amuseren, ik ga choqueren.

Zoekmethode 2.

De schrijver heeft het over een hoofdpersoon die hij mogelijk zelf is. De lezer weet dat de schrijver de hoofdpersoon opvoert die in coma ligt. Het brein is de eigenaar van de schrijver en de lezer. Ze zijn zonder fictie. 

Zoekmethode 3.

Elke hersencel kent zijn tekst. Alle tekst stroomt uit de schrijver zijn vingers. De lezer zal mee moeten lezen. Trance is de enige manier om je hersens te gebruiken.

Robert Kruzdlo juli 2022

Zo kan de nieuwe literatuur literatuur zijn…

Wat als de begeerten vat op je krijgt, je je niet kan weren tegenover het brein-gebeuren, de fysische, biologische en neurale inwerkingen dacht ik als ‘flitsmijmeraar’, dat zij dat meisje in de koeien stal, tussen strostof en melkroom, vetgemeste koeien, daar in die vreselijke lucht, dacht ik als ‘flitsmijmeraar’ zij, achter de kruiwagen vol koeienstront zeulend, door 80 millioen neuronen als klein meisje op ‘begeerten’ getrakteerd wordt?, of je nu wil of niet dacht ik toen ik haar boek las, die begeerten wil wat het wil, dat doet de wil toch wel, maar…., zo flitsmijmer ik, maar dan moet je toch als schrijver het wél op deze manier vertellen, dacht ik toen en nog steeds, gewoon eerlijk zijn tegen over je machtige brein.

Tekening Robert Kruzdlo 2020

Boek Robert Kruzdlo

Schrijver Robert Kruzdlo New York 2017

Tussenmens


‘De roman is geschreven als een stream of consciousness, als een coming of age-boek van een zelfdenkend, zelfscheppend en zelfstandig opererend individu. Met een eigen stijl, een eigen kijk en een eigen verhaal.’

Deze cryptische vermelding staat op de omslag. Begin je te lezen dan denk je dat het allemaal wel meevalt.

Het eerste deel gaat over een jongen die zijn vader niet kent. Zijn moeder – een dierentemster – vertrekt met haar zoon uit Amerika, terug naar waar zij vandaan komt, Zuid-Limburg. In een villa woont hij met overgrootmoeder Pieter, grootmoeder An en zijn moeder Alice. Het is een eigenaardig huishouden, waar armoede en chaos heerst.

Het zijn de magere jaren na afloop van de oorlog. Als hij opgroeit zal hij zijn opvoeders leren kennen. Zijn moeder met haar eigenaardige leven, zwalkend van de ene man naar de andere, van het ene onzekere baantje naar het andere wazige bestaan als dierentemmer, al of niet in een circus.
De jongen gaat dan wel, dan niet naar school. Hij leeft in een heel eigen wereldje, begrijpt de wereld om hem heen nauwelijks. De eerste seksuele ervaringen overvallen hem, hij weet niet wat te doen. Hij heeft alleen die ene droom: hij wil naar Amerika.

‘Ik weet het niet, moeder nu ik er over nadenk wie en wat ik toen was, daar maakt het brein zich totaal geen zorgen over. Het doet geen moeite te willen weten wat er van mij geworden is. Ik kan het vragen, antwoorden doet het niet. Het gaat gewoon zijn natuurlijke gang.’

In dit eerste deel is er grotendeels sprake van een hij-perspectief. Frederick heet hij. Maar af en toe neemt de ik het over, soms in dezelfde zin, om daarna weer in de derde persoon over te schakelen. Toch blijft dit deel vrij coherent.
Dat verandert als deel twee begint, voorafgegaan door de opmerking:

‘Kunstenaars overdrijven om te worden gehoord. Daarom, dit boek is non-fictie en moet gelezen worden als fictie. Een nieuwe poging om het verleden te begrijpen.’De schrijver is nu steeds de ik-verteller. Hij is in Amerika en verwacht gasten. Mensen die hij persoonlijk gekend heeft, of ‘hun kinderen, kleinkinderen, aanverwanten of zelfs vrienden.’ Maar als de gasten al verschijnen dan spelen zij geen rol van betekenis. Vanaf dit moment is de tekst inderdaad wat je verstaat onder een ‘stream of consciousness’.

‘Mijn breinpen, die ongrammaticaal met onzichtbare inkt over een wit vel papier van ondraaglijk licht gutst en vogelvrij de zee vol woorden vliegt, zijn weg toch altijd vindt, beweegt eerst mijn hand, dan ik, als slechts een verteller, een doorgever van taal, en hoeft mijn breinpen maar te schrijven, het schrijft, het en niet een ik.’

Mooie fragmenten, onbegrijpelijke stukken tekst, meestal zonder duidelijk onderling verband. Je zou het niet verwachten misschien, maar het blijft boeiend dit te lezen.

‘Wat gebeurt er allemaal in mijn brein? Weet ik niet. Er is evenwicht, soms niet, kneedbaarheid, en er zijn de dromen die alles nog eens overhoopgooien wat ik aan prikkels in mijn leven heb binnengekregen.Waarom legt een kunstenaar hierover niet verantwoording af en blijft hij maar onzin schrijven die de meesten onder ons zo zinvol vinden?‘

Het valt inderdaad voor de lezer niet mee om iets te maken van de ogenschijnlijke onzin. Soms zijn er fragmenten die je mooi kunt vinden en waar je een betekenis uit kunt halen. Maar het geheel?
We doen het maar met wat voor deel een geschreven staat:

‘Natuurlijk blijf je tot het einde toe zo eerlijk mogelijk de waarheid zoeken. Na jaren twijfelen ga je dit boek toch publiceren, zodat het nog tijdens je leven in jouw handen terechtkomt. Schrijven was een experiment om te genezen, te ontgiften en de wereld te vertellen wat er met jou op die verschillende stukjes aarde gebeurde.’

Waarvan akte.

Robert Kruzdlo (1949, New Jersey) studeerde aan de Amsterdamse Rijksacademie van beeldende kunsten en exposeerde sinds die tijd in diverse landen, waaronder de VS, België, Frankrijk, Spanje en natuurlijk Nederland. Hij woont op dit moment in Spanje.


ISBN 9789493048133 | paperback | 220 pagina’s | TIC Uitgeverij | september 2019

© Marjo, 10 december 2019

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER