
Robert Kruzdlo en moeder Aice kerst 1956
(…)
Ik: ‘Nee nooit, ik heb nooit een gesprek met mijn moeder. Als ik iets zeg, zegt ze bijna nooit iets terug. Zelfs als ik haar vraag of ik iets voor haar kan doen, maakt niet uit wat, haalt ze haar handen door haar haar en steekt die in de lucht: ‘Wat moet je nu weer?’ En als ik een dag niets zeg, zegt ze: ‘Wat ben jij toch een pestneger om niets tegen je moeder te zeggen. Ze begint vaak een zin met: Wat ben jij, wat lijk jij op je vader…’
‘Wat…, pestneger, heeft ze dat gezegd?’
‘Ja, dat zei ze, pestneger. Weet u wat pestneger betekent?’
‘Ja, een socialist, een pestneger is geen libertijn maar een socialist. Geloof jij in god?’
‘Nee, de nonnen in het klooster en de stinkende parochiepriester hebben het bij mij vergald, sadisten waren het. Ik kan het weten, ben een tijdje misdienaar geweest. Om hen heen hing een walgelijke vieze lucht. Ze lieten boeren en scheten. Elke woensdagochtend, na de kindermis, vroeg de priester tijdens het biechten of ik aan mijn… Als kind proeft het springend vocht naar zeepsop.’
Ik schrik, dit moet ik nooit vertellen. Toch: ‘Op een zondag na de mis heb ik er een keer uitgeflapt… dat Christus aan het kruis nog schoner is dan jullie allemaal bij elkaar en dat hij onder zijn lendendoek zijn enorm geslacht verborgen houdt. Misschien wel een stijve piemel. Daar kunnen jullie niet aan tippen.’
Ik was niet meer te pruimen. Straf natuurlijk. Uren moest ik knielen op de marmeren vloer van de sacristie en honderd weesgegroetjes bidden. Ik plaste in mijn broek. Voor straf hebben ze mij, de nonnen, midden op het schoolplein met een tuinslang – kan ook een brandslang zijn geweest – natgespoten. Alle kinderen van de nonnenschool moesten toekijken. Ik moest midden van het schoolplein blijven staan druipen. Weet u, ik zit er niet mee.’
Er volgt een lange stilte.
‘Ik was zo bang.’
Er volgt opnieuw een lange stilte. De geluiden om mij heen verdwijnen. Zonder te weten waaraan ik denk. Het, de herinneringen gaan hun gang maar in mijn hoofd.
Hij: ‘Als god bestaat dan heeft hij dit allemaal gezien en als de hemelpoort alleen opengaat voor die stinkers, kun je maar beter niet naar de hemel gaan. De hel, het vagevuur, zijn er niets bij. Ik zou liever in de hel willen verpozen dan weet god wat hij allemaal heeft veroorzaakt. Kijk, we worden geboren zonder woorden en gaan ook dood zonder woorden, dus… denken is er straks niet meer bij. Alles wat er tussen de geboorte en de dood wordt gezegd, is een illusie, is onzin, maar wel mooie onzin, dat zie je aan die gelovige pinguïns en pierewaaiers met hun losse handjes. Die hebben hun mond vol van… Omdat wij het leven niet begrijpen, overleven we met onzin. Niemand kan zonder onzin, alleen, …onzin is voor veel mensen een feit en voor de ander nietszeggend. Het zijn woorden, alleen woorden. Begrijp je dit?
Uit het boek Kermis en Het.