KIRAC* grootste onzin wordt de nieuwe realiteit.

Het beerdiertje lijkt momenteel de beste kandidaat voor experimenten met het in superpositie brengen van Quantum Art levende wezens.

Kunst is onzin. Kritiek op kunst is nóg een grotere onzin. De nieuwe realiteit en antwoord op wat kunst is, is Quantum Art.

Kijken kan iedereen die ogen heeft. Maar goed kijken, in een superpositie geraken dat moet je leren. Goed kijken is denken naar twee kanten tegelijk. Over wat je ziet – zonder ogen in je kop – terwijl je naar de sterren kijkt. Denken vergt organische inspanning en aangezien veel mensen zich meestal liever niet dan wel biologisch inspannen, doen ze veel te weinig aan goed superpositionair te leren kijken. Wie tekent, dwingt zichzelf om goed te kijken naar twee kanten tegelijk: wat hij ziet zonder ogen in zijn hoofd en tegelijk kijkt de kunstenaar naar de tekening op het papier. De kunstenaar is op twee plaatsen tegelijk. In taal is de positie van de kunstenaar als TUSSENMENS niet te beschrijven. Toch ben ik er mee bezig. Ook zonder dat het iets fysieks heeft. Eigenlijk kun je je niet binden met de werkelijke werkelijkheid. Toch kan ik mij voorstellen dat ik in twee werelden tegelijk ben: de massale verstrengeling van alles met alles en de voorwerpen van de wereld van alledag in een soort onzichtbaar quantumspinnenweb gevangen wordt.

De tekening, het kunstwerk is een beleving van deze twee werelden.

Een kunstwerk ontdoet zich van de werkelijke werkelijkheid. Kunst is dus onzin. De kunst toont niet dé wereld. Zij toont een wereld die verzonnen is omdat de werkelijke wereld niet door kunst kan worden uitgedrukt. Wij kijken naar onzin, mooie onzin. Zinvolle onzin. En dat willen we niet laten afpakken door een wereld die er heel anders uitziet: de werkelijke werkelijkheid.

De mens heeft zijn beleving als reactie op een wereld, zijn brein, die hij nooit zal kennen omdat één ding in de weg zit: zolang mogelijk beschermd moet blijven tegen decoherentie. (Werkelijke werkelijkheid.) Harry Mulisch: “De hele procedure is levensgevaarlijk als je erin verzeild raakt zonder er aan toe te zijn.

Goed, dit bedacht ik op een ochtend. Een ochtend met een knallende zon die mijn kamer rücksichtlos binnendrong. “Wie ben je vroeg ik mij af¿” Het leven is een terra incognita, het geheim is onontwarbaar en de kunst is een beleving van de onontwarbare liefde die wij voelen voor de dingen om ons heen. Dat denk, dacht ik, denk ik, terwijl ik het niet weet. Wat als de onzinkunst hier, in mijn overdenking, nutteloos wordt, net als voetbal. We hebben geen enkele theorie om te voorspellen wat er dan zal gebeuren.

Ik sta tussen twee werelden in. Met mijn onzin. Ik ben in mijn hoofd, het breingebeuren en in de werkelijke werkelijkheid. Ingeklemd tussen twee met elkaar verbonden werkelijkheden. Die nooit zal leren kennen. Niemand! Of hij moet zijn wereld verlaten, ook de onzin, en opgaan in alles wat er is: tegelijk en overal. Hét licht…¿ Een superpositie om te isoleren van de omgeving en voor altijd te kunnen overleven. Daar kan kunst niet aan tippen. Of,… de kunstenaar moet overal tegelijk zijn. Dat is pas kunst kritiek.

Of kunstkritiek zin heeft dat is aan u.


Lees ook NRC Handelsblad reactie van Robert Kruzdlo over de volledige controle op kunstkritiek door KIRAC: https://www.nrc.nl/nieuws/2023/05/23/kirac-fictieve-kunst-a4165291

Wat is KIRAC: https://nl.wikipedia.org/wiki/KIRAC

Robert Kruzdlo Oviedo Spanje 31 mei 2023

De kapotte.

Erie en moeder 1955

Moeders slaapkamer rook muf en het was er koud. Toch zat hij, gespierd, lang, blond en bijna zilverachtig haar met alleen zijn boxer short aan op de rand van het bed. Erie, had nog nooit een man in moeders slaapkamer gezien. Erie, keek verdwaasd, aangetrokken door de opengevallen gulp. De man zei niets, sloeg één been over de ander en stak een sigaret aan, blies de rook langzaam naar het plafond en viel achterover op bed. Erie verbaasd over een bos zwart haar waaruit iets groeide. De man kruiste het andere been en ondersteunde zijn hoofd met zijn linkerarm en zei niets. Ook niet toen Erie de slaapkamer uitliep. Terug op zijn kamer trok Erie zijn kleren uit en net als de man ging hij met zijn onderbroek nog aan op bed liggen. In zijn rechterhand een potlood. Hij blies de adem naar het plafond vol spinnenwebben en afgebladderd stukken gips en stond op, trok voor de spiegel zijn onderbroek naar beneden. Geen haar. Erie kromde zijn rug en vanaf dat moment keek hij elke dag in de spiegel. 

De slaapkamer was in de nok van een klein scheef grachtenpand. Er zaten zigzaggend scheuren in de gevel en soms viel er om bekende reden een dakpan van het dak. Moeder haatte mussen. Ze wilde elke dag uitslapen. Het zonlicht scheen soms stoffig de kieren door en de regen drupte langs de verrotten planken gelukkig naast haar bed. Boven haar bed, hun bed, hing een gedichtje dat moeder geschreven had. En ingelijst in een goud lijstje:

Daar kwam over de kade

Aangelopen een Duitser

Vlak na de oorlog, vrolijk

Wapperend met zijn broekspijpen

Een dromer op mij toegelopen

Ik was zijn prooi in het zonlicht

Overstraalt hij de mooiste zomer

Gespierd toe gestraald.

Moeder heeft dit gedicht afgedrukt gezien in het Amsterdamse Parool. Ze won de derde prijs. Tien jaar na de oorlog. Het stadsbestuur, wilde dat de Duitse als toeristen terugkwamen. De radio:Duitsland is altijd al het belangrijkste herkomstland voor het inkomend toerisme naar Nederland geweest. In 1955 bezochten zo’n 275.000 Duitsers ons land en dat aantal is voortdurend gestegen. 

Erie sprak binnen enkele weken 40 woordjes Duits. Vooral: Du machtest of Das hast du getan. Toen hij 45 woordjes uit zijn hoofd kon opzeggen, gebeurde er iets dat ik u niet kan onthouden.

Erie was geboren in 1949 en zes jaar oud.

Wordt vervolgd.

Robert Kruzdlo Cácera 22023

Toen ben ik uit de kast gekomen?

Dit onderstaande eenmaal geschreven, met een hoofd als een kast, wilde ik er niets meer aan veranderen. En, hier en daar een verbetering aangebracht te hebben, wilde ik dicht bij het oorspronkelijke tekst blijven. En, wil je de grenzen van de taal opzoeken dan is dit de enige manier.

Es ergo sum 

Het binnenste van het brein is als een afgesloten kast en de sleutel ligt in de kast. Ik kijk door het sleutelgat en wordt door het sleutelgat gekust. Ik draag de kast op twee poten. Door de kast onteigend, ben ik de inhoud van de kast niet. Ik ben de buitenkant en weet waar de kast staat, daar waar alleen ik haar kan dragen. De aarde onder mijn voeten draagt haar. Ik besta door de kast. Onbereikbaar ligt in de kast mijn leven opgesloten. In haar laden, vakken, op planken. Zo de kast het wil, schrijf ik over haar. Zij weet beter. Niets is waar ik over kan schrijven, maar als de glans van haar politoer kijk ik naar haar. Zo vang ik een glimp op van haar. Aan mijn voeten knagen de houtwormen van de herinnering. Ik volg ze als bloeddoorstromende wegen. In de kast, in het donker zijn er ogen, die kunnen zien en zonder oren horen. Nooit kan iets uit de kast ontspannen dan wat geest. Wie beweert dat hij uit de kast is gekomen, is een leugenaar en stinkt naar boenwas en koperpoets.Koperroest, stof kiekeboe, wat uit de kast ontsnapt, zit afgesloten in elk mens, die droomt over wie hij is.

Apocrief

De kast maakt iedereen belachelijk, elk mens…, de verworpenen der aarde en als hij de kast openbreekt, zal hij niets vinden. Ook de sleutel niet. De geest staat hem in de weg. De kast kent de werkelijke werkelijkheid. Hij is het. Het weet waar hij staat. Zij weet waar ze staat. Tijdloos. Het doet eigenlijk met twee onverenigbare dingen hetzelfde: de twee zijn nooit hetzelfde dezelfde. Als het door het sleutelgat naar buiten kijkt, ziet het niets. Toch ben ik dit niets. 

Niets kan de kast zijn wat hij al is. Als. Niet opeens kraakt hij, dat van elders kwam en naar hier of ginder ging. 

Nu heb ik een boek geschreven en dat boek wil ik opbergen in de kast. Terug in de kast? In de kast staan alle boeken, die geschreven zijn of nog moeten worden geschreven. Precies zoals ik ze ga schrijven, zijn ze al geschreven. Wat niet gepubliceerd is, is niet geschreven geschreven, maar…,bevindt zich in de kast. De kast is en is ook weer niet de kast. Als je haar ziet, ben je te laat.

Ik ben er niet en toch ben ik er ook. Elitair, verheven als maar enigszins in mijn vermogen ligt te doen, opdat het stompe volk, dat mijn leven verkankert, trachtend mij te begrijpen, zullen ze niet kunnen bevatten. Dit. De kast. Het. Vind haar. Doe u best. ‘Kom uit de kast,’ scharnieren schavielen die piepen als jongen, die niet weten wat er allemaal in de kast zit.

Eenmaal buiten kom je nooit meer terug in de kast, thuis.

Ik zie, op een regenachtige dag, nog de taxi waarin mijn moeder, na mij bij een wildvreemde man te hebben afgezet, zonder mij goede dag te kussen, vertrekken. Deze gebeurtenis of de onvergetelijke herinnering eraan, heeft mijn leven bepaald, mijn karakter bepaald, mijn geest en mijn kunst bepaald. Misschien ligt in deze gebeurtenis wel de sleutel, die ik zoek? Ik zou moeten terugkeren naar dat ogenblik en daarvoor en weer daarvoor. Het verleden en heden in het nu bereikt. 

In de val, als een rat, gevangen in de kast. Niemand ziet mij, leest mij. Zoek mij terwijl ik er ben. Leer mij kennen, omdat ik er ben. En toch is zeker dat ik er ook niet ben. Ook de schrijver zal of moet, kan en mislukt tot het einde toe met liegen wie hij is en niet is. De kast, waar staat uw kast? Hij zoekt de kast.

Ik had voor de taxi moeten springen, mij voor de wielen moeten werpen, maar het geluk was dat onder de zwarte hemel, in de hemelplassen het weerlicht oplichtte en trilde, de bliksems als messen in mijn hart kliefden en uit mijn mond mijn tong werd gerukt, mijn ogen stinkende poelen werden, het opspattende regenwater oplichtte als vuurvliegjes, ik beter de waarheid als leugen kon laten gaan. De taxi achter een regengordijn verdween voorgoed. Zo werd ik uitbesteed aan een wildvreemde man, die even daarvoor zijn sperma aan haar gegeven had. Dit is de sleutel van mijn leven, die het slot van de kast niet kan openen. De sleutel ligt in de kast.  

Ik zal mijn moeder vinden in de kast. Ik zal alles vinden in de kast. Alles wat ik vond, is slechts een lichtstraal dat schijnt door het sleutelgat. Een lichtstraal als een mes, een priem, die blijft steken in de nachtherinneringen, dromen. 

Ik heb twee hoofden, daar moet ik het mee doen. De kast is een brein met 125 triljoen zenuwcellen, meer dan alle sterren aan het firmament, ze heeft te veel aan geluk. De kast houdt je in balans, ook al ben je er wel of niet. Al stoot je je… 

We genieten van twee levens. Ik ben er wel en niet.

Robert Kruzdlo Spanje 2023

Foto 1

The Beanery (1965), van de Amerikaanse kunstenaar Edward Kienholz.

Foto 2

René François Ghislain Magritte

 

Picasso 50 jaar geleden.

De kunstenaar heeft gefaald en dat falen is wel het mooiste dat hij liet zien op het einde van zijn leven.

Dit schilderij is geschilderd door Manuel Ortiz de Zárate rond 1900 in Parijs. Je herkend Picasso er niet in, derhalve dat hij gemaskerd eruit ziet en twee verschillende ogen heeft. Of wat het ook is. Een poging opzoek naar een eigen stijl¿ Een beetje geforceerd. Gewelddadig ziet Picasso er niet uit op dit schilderij. Vrouwen verkruimelen, de dood in jagen, de zweep erover heen, neuken tot de tubes leeg zijn: van het kind bloemenmeisje tot net volwassen het maakte Picasso niets uit. Zijn driften zijn af te zien op zijn schilderijen. Maar ook spijt. En daar heeft niemand het nu over.

Het gekriebel, vegen als een kind, de twee verschillende ogen hebben de uitdrukking van grote spijt. Dit is Picasso’s laatste portret. Het is over. Zijn libido is dood. Al die tranen zijn voor niets geweest. De kunst heeft gefaald en dat falen is wel het mooiste dat hij liet zien op het einde van zijn leven.

Ik heb het geluk gehad zijn laatste schilderijen te mogen zien. De figuren op de schilderijen hebben geen vingers meer, uit hun polsen stroomt bloed. Geamputeerd door de ‘biologie van de dood’ die als een laatste restje verf uit zijn lichaam lekt: ik heb spijt van alles.

Picasso’s laatste werk ligt ergens opgeslagen. Hopelijk kunnen we die nog eens zien. De erfgenamen zijn er niet door gecharmeerd om die te laten zien. Maar ik weet, …dat Picasso zijn laatste jaren zich doodschaamde over hoe hij van Minotaurus een muis werd.

Like the mythical bull-man, he was a big beast who could not be tamed and whose animal magnetism attracted women in droves. He carried them back into his labyrinth where he enjoyed them – but could he ever find his way out again?

‘The Minotaur keeps his women lavishly but he reigns by terror and they’re glad to see him killed,’ said Picasso (quoted in Life with Picasso, 1964, by Francoise Gilot and Carlton Lake).

De vrouw valt in onderdelen uiteen. Wie is hier de voyeur. U natuurlijk.

Liggend naakt (De voyeurs) – Femme nue allongée (Les voyeurs) 1955 – Pablo Picasso. Olieverf op linnen, 80 x 192 cm – Legaat van Jacqueline Picasso

Madrid 10 april 2023 Robert Kruzdlo

Monster KIRAC heelt niet de wonden van de schrijver Houellebecq.

?‘Keeping it real’¿

“Het gaat heel slecht met me, ja”, verzekert de Franse schrijver Houellebecq in EL PAÍS van vandaag. ‘Ik voel woede en ik wil iedereen pijn doen die achter me aan zit, maar dat kan niet. En ik schaam me, niet alleen uit bescheidenheid, maar ook omdat ze me voor de gek hebben gehouden”.

Er was sprake van een onevenwichtig contract. De hoofdrolspeler voelt zich niet alleen kut hij heeft ook nog eens de taal van zijn lichaam verloren…

“Ik voel me verkracht,” zegt Houellebecq.”

Bartje moet hangen: keeping it real!


“Ik ben inderdaad heel dom geweest”, zegt hij op een gegeven moment in het gesprek, dat vrijdagmiddag vroeg telefonisch plaatsvond. (1 april 2023) En hij herinnert zich dat hij in november een seksuele ontmoeting had in Parijs waaraan hij deelnam met zijn vrouw, Qianyum Lysis Li, en de Nederlandse Jini van Rooijen. Dat nog wel.

Kirac heeft een primeur. Een kunstslachtoffer zonder dader? Kirac heeft Houellebecq 400 bladzijdes laten tekenen. Houellebecq tekenende BLIND.

Kirac zal Houellebecq’s leven lang laten herinneren aan deze misser. Is dit wat KIRAC bedoelt met ‘Keeping it real’.

Verkracht door Kirac kunst? Voelt hij zich een dwaas die door een kunstcollega door de internet verkrachter Kirac, is verneukt. Gelukkig komt er een boek over de contractuele verkrachting van Kirac. Jammer er is alleen een NU. Niets kan teruggedraaid worden. Alleen Kirac loopt een gevoelige kunstdeuk op.

Er moet een beweging komen voor Houellebecq nu het contact met Kirac verloren is. Maar ja, dit zie je overal. Houellebecq zelfverlies, rouwverwerking en straks een geweldig boek?

Lees hier het gesprek met Houellebecq en El Pais.

Francisco José De Goya y Lucientes Spaanse schilder 1746 – 1828

Michel Houellebecq wint zaak tegen KIRAC.

Toevoegingen 27 maart 2023 18.02

Michel Houellebecq wint zaak tegen KIRAC. Denk ik nu, nu ik droom.

Ik houd niet van fictie. Laatst keek ik, pardon probeerde ik naar een film op Netflix te kijken, wat niet lukte. Ik houd niet van fictie. Fictie kan mij gestolen worden. Kunst oké. In kunst is alles fictie. Kritiek op kunst is óók fictie. Immers de werkelijkheid, de werkelijke werkelijkheid zullen we nooit via fictie, literatuur, film, filosofie of eerlijkheid leren kennen. Je kunt nooit zeggen dat kunstenaars liegen. Laat staan dat we onze hersenen, het brein leren kennen. De kunstenaar, de critica’s als KIRAC zijn niet instaat de mens en zijn wereld te leren kennen.

Wat wil KIRAC nu in godsnaam.

Fictie is onaantrekkelijk aantrekkelijk omdat geloof nu eenmaal helpt om te overleven. Film, fotografie, literatuur, schilderkunst enzovoorts zijn afbeeldingen van een fictieve wereld. Naar een film kijken is kijken naar een leugen. KIRAC kan behoorlijk te keer gaan tegen fictie. (Gelieg noemen ze dat.) Ze vinden dat kunst een stomme leugen is. (Ik noem geen namen.) Ze, de kunstenaars liegen. Alles wat met kunst te maken heeft KIRAC kritiek op en dit is voor mij net zo goed een leugen want,… het is ook fictie. KIRAC is een en al fictie. KIRAC stopt een doos ‘fictiekritiek’ in een doos wat zij fictie noemen. Vals kritiek op iets dat ze zelf produceren: fictie. Leugens, maar dan op een andere manier.

Kirac is een leugenmachine op een andere artistieke manier. 

De Franse schrijver Michel Houellebecq heeft een rechtszaak aangespannen tegen Kirac.

NRC: Aankomende dinsdag zal er een uitspraak zijn in de tweede rechtszaak die is aangespannen door Houellebecq tegen fictie machine KIRAC. De eerste, in Frankrijk, verloor de schrijver, deels omdat de film onder Nederlandse wetgeving valt.

Michel Houellebecq wint natuurlijk deze rechtszaak omdat ik vind dat een kunstenaar zijn fictie mag wijzigen onder een wurgcontract van KIRAC. Fictie blijft fictie. Ook al zijn er krakemikkige afspraken gemaakt. ( De rechter noemde vandaag, dinsdag 29 maart 2023, het contract ‘verre van evenwichtig’, maar vindt dat geen reden om Houellebecq niet aan de overeenkomst te houden. KIRAC, Ruitenbeek moet zich niet aan de onevenwichtige afspraak houden?! Wat een kunstwerk droom ik nu. Ik droom dat Ruitenbeek onaneert tijdens zijn film knip-en-plakwerk.)* 

NRC Handelsblad: KIRAC reageert: „Dit is een prachtig idee. Als ik het goed begrijp, is jouw oplossing om er een kunstwerk van te maken, waarin het onderscheid tussen fictie en werkelijkheid gestalte krijgt als een spel met de rancuneuze paranoia van je vijanden.”

Nu…, ondercheid tussen fictie en werkelijkheid? Kunst maakt geen onderscheid KIRAC! Zelfs niet tussen FEIT en FICTIE meneer Ruitenbeek! u maakt zich allang schuldig aan hetzelfde gedrag dat u de kunstwereld verwijt.’*

Kirac heeft een mecenas, een puissant rijke Nederlander die graag investeert in fictie en werkelijkheid. Wie dat is is een geheim. Of niet? Nu, KIRAC de rechtszaak gaat verliezen zal de mecenas er hartelijk om lachen.

KIRAC zei in datzelfde interview de profetische woorden: „Normaal bevinden mensen die met ons meedoen zich in ons labyrinth. Nu zitten wij in het labyrinth van Houellebecq.”

Kirac is een leugen, liegt en draagt condoom om niet te liegen. KIRAC is net zo goed een konten neuker als wie dan ook.

*NRC Handelsblad: Meningsverschil binnen Kirac. Ook binnen Kirac blijkt verschil van mening te zijn over de handelswijze van Ruitenbeek. Kunstenaar Tarik Sadouma, van meet af aan betrokken bij projecten van Kirac en figurerend in veel van de videofilms van het collectief, is vanwege de omgang met Houellebecq uit Kirac gestapt. Hij hoopte met de schrijver een film te maken waarin hun gedeelde belangstelling voor de Amerikaanse schrijver H.P. Lovecraft centraal zou staan.

Robert Kruzdlo Cádiz Spanje.

Ik val altijd in slaap door fictie. Robert Kruzdlo Cádiz Spanje en droom alleen maar.

BOK COVID

.

De BOK COVID hangt in Madrid Museo Lázaro.

Madrid 23 maart 2023

De Spaanse schilder en graveur Francisco Goya y Lucientes, (30 maart 1746 en gestorven op 6 april 1828) vond dat hekserij is gebaseerd op redeloosheid en dat de angst aangewakkerd werd door de kerk en inquisitie, om zo de macht te behouden. Goya, was de eerste kunstenaar die woke was. Een echte woker. Maar geen vrolijke links progressieve kunstenaar.

Het onderwerp van het schilderij De Bok, is een samenzwering van oude heksen te zien: coven genoemd en vindt ‘s nachts plaats. Een man met een wit overhemd is overvallen door heksen op zijn rustplaats. De man wordt gekweld door de koningin van de heksen, die met haar gele cape in het middelpunt van de compositie is afgebeeld.

Heksen doen verschillende dingen: de oudste heeft een uil op haar hoofd, draagt een mand met kinderen die uit huis gestolen zijn. Naast haar staat een heks met een witte cape, die met kaarslicht de samenzwering, de covid, voorleest. Een andere heks steekt een speld in de rug van een foetus om er bloed uit te zuigen. Twee vleermuizen grijpen haar mantel vast. Weer een andere heks verlicht met een kaars de angstige overvallen man. Vanuit de donkere hemel doemt een figuur, misschien de echte duivel op, met botten in zijn handen. Het dramatische effect van dit schilderij is Goya’s stijl. Zo verdiepte hij zich in angstaanjagende ritueel, zeer sombere kleuren om te laten zien hoe belachelijk de covid eigenlijk was. De kerk kon zijn reet likken.

De moeders, vrouwen, kinddieven brengen hulde door baby’s te schenken. Kinderen met het zuiverste bloed. Duivels drinkgelag. Er is er zelfs een die een uitgemergeld kind aanbiedt of een aan een stok. Alles in grijze, bruine kleuren. Je wordt er niet vrolijk van.

Deze heksen zijn al ter dood veroordeeld, worden vervolgd maar, waren voornamelijk boerinnen zo blijkt. Zij hadden eigenlijk niets te maken met de duistere covid uitvoering. Laat staan dat ze het met een bok deden. Goya, liet zien hoe je vrouwen kunt stigmatiseren.

Fictie en werkelijkheid. Bijgeloof, het kerkelijke geloof en de moordenaars uit naam van het christendom. Het kind opofferen om de zuiverheid van de ziel?

Goya, vond dat de hekserij gebaseerd is op redeloosheid en de angst is aangewakkerd door de kerk en de inquisitie, om zo de macht te behouden. Dat dit van zijn schilderijen afdruipt is duidelijk. Maar wat is er nog meer te zien?

Goya, was de eerste kunstenaar die woke was. Een echte woker. Een propper om naar de schilderijententoonstelling te komen om bewust te worden van het onrecht dat vrouwen werd aangedaan. Een anti affiliatie kunstenaar. Een influencer zonder internet. Draadloos.

Goya’s schilderijen zijn ondanks de kleuren, toch zo grijs, zo grauw en met bilirubine kleuren dat je er bijna niet in gelooft. Schilderijen waar ik niet lang naar kijken kan. Ook het schilderij de Bok. Het ‘kijkgeloof’ ontbrak me. En zonder geloof kan ik niet leven.

.

Robert Kruzdlo 2023 23 maart

Terugreis naar mijn dorp Jerez

Op reis in/uit Nederland naar Spanje had ik verschillende ontmoetingen met kunstenaars, schrijvers en een uitgever. In Hilversum had ik een ontmoeting met de legendarische ironische clown en intelligente Limburger Chrétien Breukers en zijn buikspreker Hans van Willigenburg van De Nieuwe Contrabas. 

Abboneer je op DE NIEUWE CONTRABAS!

Een lang gesprek over boeken met uitgever Marc Vleugels, van uitgeverij Vleugels. 

In Hilversum, wilde ik een oude vriend bezoeken. Die was niet thuis. Ik kwam voor de provinciale verkiezingen héél véél D66ers tegen. (Dikke66ers.) Later langdurige gesprekken, in een plaatselijk café, over politiek waar ik niet wijzer van werd.

Dwars door Spanje met de trein kwam ik Paco Huelva, tegen. Mooie man, schrijver en zoals een Spanjaard reageert, op je plaats. (Hij schreef o.a.: “La flor del ray” een roman is met een sterke dosis metalliteratuur.)

Na Malaga, naar Torrox – vrienden bezoek – bezocht ik het Picasso museum in Malaga. Torrox ligt een uur met de bus van Malaga.

Een zelfportret, …had zo gekund, waarom ook niet? Foto onder: Robert Kruzdlo in het atelier van Picasso.

Wachten op Godot.

En uiteindelijk met de trein via Cordoba terug in Jerez de la Frontera. ‘Wat een dorp,’ zei ik tegen mijzelf. Het is een stad, maar toch, dorps.

In de Volkskrant las ik aldus Connie Palmen: (…) die iets tussen zichzelf en de wereld moet plaatsen om die echt te kunnen zien,

Wat een kromme zin. Connie legt in het krantenartikel niet uit wat dat iets is, en als het al iets is tussen zichzelf en de wereld, zie je de wereld NIET meer!

Feminisme zoals mijn moeder.

ROME, ITALY – JUNE 14: The pornstar Ilona Staller, Cicciolina nicknamed, candidate of the (Italian) Radical Party, becomes deputy, Member of Italian Parliament. . June 14,1987 (Photo by Edoardo Fornaciari/Getty Images)


Ccciolina:

“Ik heb me een feministe gevoeld omdat ik seks als een spel heb gebruikt en in ieder geval ben ik degene geweest die mannen als seksuele objecten heeft gebruikt”

of

“Als Poetin een vredesakkoord tekent, bied ik hem een ​​nacht seks met mij aan.”

of

“Ik ben nog steeds op zoek naar de man van mijn leven.”

Of klik hier…

De kapotte 9

Dit is de laatste van De kapotte, teksten uit mijn boek Kermis en Het.

De perfecte herinneringen uit mijn jeugd is niet mogelijk, laat staan voor iets dat geschreven is en al helemaal niet voor notities als deze, die uit duizenden en nog eens duizenden van mogelijkheidsflarden van herinneringen zijn samengesteld. Hier zijn brokstukken meegedeeld waaruit zich, zo de lezer dat wenst, zonder meer een geheel laat samenstellen. Niet meer. Brokstukken van mijn kindertijd en jeugd, niet meer. Over de rug van de familie, niet meer. Over de rug van velen, niet meer. Ik ben geboren en liefdeloos opgevoed. Terug naar Amerika is na drie keer niet gelukt. Ik ben er niet welkom. Nergens een thuis, niet meer. Zonder vader opgevoed, drie keer op straat gezet en nergens welkom. Ik kan mijn moeder bedanken en over de rug van de familie doe ik mijn verhaal, niermeer en niet minder.

Robert Kruzdlo

Ivan een van de beste flamenco zanger uit Jerez. Rechts Robert Kruzdlo 2022

De kapotte 7

Hij geeft zich prijs zoals een dichter doet.

Ik luister naar de tong van de koe die langs zijn snuit glijdt. Wolkjes wasem spuiten uit zijn natte neusgaten. Tegelijk stroomt een enorme koeienvlaai dampend uit zijn benige achterste. Koeienstront, koeiendrek stinkt lekker. Wie tegen drek kan, is een echt mens: ik ben een koemens. Niemand, behalve de koe, die mij gezien heeft – wat de koe niet weet – knoop ik mijn gulp dicht. Ik zie mijzelf in een oog van de koe. Wat begeert er daarna?

‘Die Menschen sind eine dreckige Art,’ zei oma vaak.

Dit land is een stinkend moeras waaruit de mens is voortgekomen, mijmer ik. Uit het veen getrokken, klei, zand en mergel heb ik geleerd op de lagere school, zijn wij groot geworden.

Uit het boek Kermis en Het.  

De kapotte 6

Robert Kruzdlo en moeder Aice kerst 1956

(…)

Ik: ‘Nee nooit, ik heb nooit een gesprek met mijn moeder. Als ik iets zeg, zegt ze bijna nooit iets terug. Zelfs als ik haar vraag of ik iets voor haar kan doen, maakt niet uit wat, haalt ze haar handen door haar haar en steekt die in de lucht: ‘Wat moet je nu weer?’ En als ik een dag niets zeg, zegt ze: ‘Wat ben jij toch een pestneger om niets tegen je moeder te zeggen. Ze begint vaak een zin met: Wat ben jij, wat lijk jij op je vader…’ 

‘Wat…, pestneger, heeft ze dat gezegd?’

‘Ja, dat zei ze, pestneger. Weet u wat pestneger betekent?’

‘Ja, een socialist, een pestneger is geen libertijn maar een socialist. Geloof jij in god?’

‘Nee, de nonnen in het klooster en de stinkende parochiepriester hebben het bij mij vergald, sadisten waren het. Ik kan het weten, ben een tijdje misdienaar geweest. Om hen heen hing een walgelijke vieze lucht. Ze lieten boeren en scheten. Elke woensdagochtend, na de kindermis, vroeg de priester tijdens het biechten of ik aan mijn… Als kind proeft het springend vocht naar zeepsop.’

Ik schrik, dit moet ik nooit vertellen. Toch: ‘Op een zondag na de mis heb ik er een keer uitgeflapt… dat Christus aan het kruis nog schoner is dan jullie allemaal bij elkaar en dat hij onder zijn lendendoek zijn enorm geslacht verborgen houdt. Misschien wel een stijve piemel. Daar kunnen jullie niet aan tippen.’

Ik was niet meer te pruimen. Straf natuurlijk. Uren moest ik knielen op de marmeren vloer van de sacristie en honderd weesgegroetjes bidden. Ik plaste in mijn broek. Voor straf hebben ze mij, de nonnen, midden op het schoolplein met een tuinslang – kan ook een brandslang zijn geweest – natgespoten. Alle kinderen van de nonnenschool moesten toekijken. Ik moest midden van het schoolplein blijven staan druipen. Weet u, ik zit er niet mee.’ 

Er volgt een lange stilte.

‘Ik was zo bang.’

Er volgt opnieuw een lange stilte. De geluiden om mij heen verdwijnen. Zonder te weten waaraan ik denk. Het, de herinneringen gaan hun gang maar in mijn hoofd.

Hij: ‘Als god bestaat dan heeft hij dit allemaal gezien en als de hemelpoort alleen opengaat voor die stinkers, kun je maar beter niet naar de hemel gaan. De hel, het vagevuur, zijn er niets bij. Ik zou liever in de hel willen verpozen dan weet god wat hij allemaal heeft veroorzaakt. Kijk, we worden geboren zonder woorden en gaan ook dood zonder woorden, dus… denken is er straks niet meer bij. Alles wat er tussen de geboorte en de dood wordt gezegd, is een illusie, is onzin, maar wel mooie onzin, dat zie je aan die gelovige pinguïns en pierewaaiers met hun losse handjes. Die hebben hun mond vol van… Omdat wij het leven niet begrijpen, overleven we met onzin. Niemand kan zonder onzin, alleen, …onzin is voor veel mensen een feit en voor de ander nietszeggend. Het zijn woorden, alleen woorden. Begrijp je dit? 

Uit het boek Kermis en Het.

De kapotte 5

Nachtmerrie.

Met mijn hoofd tegen het koele beregende autoraam val ik in slaap en laat de beelden in mijn hoofd voor wat ze zijn. Ik kan ze niet tegenhouden, veranderen of kiezen.

Vanuit het zijraam zie ik tot mijn ontsteltenis, een lange rij schimmen, mensen voor een broodkar staan, volgeladen met witbrood waarop hakenkruizen zijn ingebrand. De mensen scanderen allemaal op dezelfde manier om brood. Hun stemmen knerpen, gestold hard als vloeibaar lood, smeekbeden, woorden die uit hun monden stollend verbrokkelen als sintels. Echoënd, vijzelend als stalenwielen die piepend de bocht omgaan. Taal kon het niet zijn of zelfs worden. Het was een verkruimeld huilen. Hun smalle houtskoolachtige handen geheven in de lucht verdwenen. Houtskoologen, dieptreurige blikken geschetst in de regen wist het uit. Tegelijk kwamen de beelden weer terug. Met hun holle ogen, waarachter geen leven zit, geen dromen, geen toekomstlicht of doel, kijken ze geobsedeerd naar de broodkar, die plotseling in een berg slangen verandert. Uit hun mondholtes, kotst zwart krijt, wijd opengesperd rotte tanden. Sommige huilen zwarte tranen, anderen huilen vuurvliegjes. Kinderen dragen vodden, vale doeken om hun hoofd en soms twee overjassen over elkaar. De meeste mensen zijn verbrand en mager, hun onderbenen lijken op de poten van de kraanvogel, zoals op geboortekaartjes is te zien. Zelfs als ik naar hen zwaai, komt er geen verandering in hun houding. Ik schreeuw: ‘Ik kom eraan, ik snap jullie en ik wil voor jullie een liedje zingen: Du… Du, du liegt mir im Herzen, Ja, ja, ja, ja, weisst nicht wie gut ich dir bin…’ 

Tussen bergen grijs oorlogspuin, zwartgeblakerde bomen komt plotseling een beeldschone jonge vrouw in kleurige kleren tevoorschijn. Ze heeft een bordje om haar nek met haar naam erop. Ik kan de naam niet lezen. Ze lacht. Langzaam worden haar zomerse kleren zwart, grit en grijs en zij valt als as uiteen. Ik hef woest mijn hand in de lucht en zwaai. Huil. Zij zwaait terug. Één hand wordt een wolk stof. Met de andere hand wijst ze met een vinger naar de stofwolk waarin de wachtende menigte in opgelost. Ik ruik rook. Een explosie. Een knal… Er vallen bommen uit de lucht.

Ik kijk naar wat er in mijn hoofd is gebeurt en ben verbaasd dat ik dit allemaal heb gezien zonder ogen. Gehoord zonder oren. Dan weer een knal en ‘het hoofd’ verdwijnt. Ik open mijn ogen en zie nog net een rij schoolkinderen verdwijnen in een straat grenzend aan het plein.

Niets ging er door mijn hoofd. Het is er nog steeds. In mijn andere hoofd… 

2023 robert Kruzdlo. Deze droom staat in het boek KERMIS EN HET.

De kapotte 4

was als een tuin

nooit door iemand gevonden

die niets verwacht dan

enkel de woorden

die uit de stilten

het zingendbrein opwellen

.

wat groeit uit de aarde is niet 

het woord dat aangeraakt

het lichaam verwond

oeroud huiver ik in de zomer

Links Robert Kruzdlo 1957/58 Eerste communie Maastricht

Op een dag is het er opeens weer. Ik had er nooit meer aan gedacht. Het, je bent er weer. Hoe is het mogelijk? Braunschweig. Het is sterker dan ik mij met de beste wil van de wereld kan herinneren. Zonder Het besta ik niet. Noem het breinmuziek.

Elke zomer spitte ik, achter de bloeiende seringen, een door onkruid overwoekerd stukje tuin om. Vanuit de villa kon niemand mij zien. In mijn aarde kwamen de jonge loten bloemkool-, tomaten- en bonenscheuten op. Het water uit de regenton gebruikte ik om ze te besproeien, alsof het mijn vriendjes waren. Ik kon gebiologeerd naar de piepkleine plantjes kijken. Ze werden groter en groter. Elke dag keek ik naar ze. Op een dag was de bloemkool groot genoeg, dacht ik. Ik was gelukkig en trok haar met wortel en al tussen het onkruid uit de droge aarde. 

Met de bloemkool liep ik trots de keuken in.

Overgrootmoeder speelde het met verve. Ze maakte de bloemkool schoon en deed water in een pan. Twee sneden brood en bloemkoolsoep. Na het eten ging ik tevreden naar mijn kamer. Op mijn bed liggend las ik het boek Arendsoog.

Plotseling was moeder thuisgekomen. Er stond een vreemde man in de keuken. Moeders nieuwe vriend, zojuist aangekomen uit Duitsland. Overgrootmoeder was blij, want ze was gek op blonde Germanen. Ze sprak goed Duits. Vanaf die dag kreeg ik van overgrootmoeder Duitse les. De provisiekast werd gevuld. Rijen bier, flessen jenever, blikgroenten en worst kwamen op de lege planken van de kelder. De Duitser had het allemaal voor moeder en ons over. Hij zei: ‘Je zal weer gaan groeien.’ De kelder lag vol kolen. De bakker was tevreden. Moeder kwam dagen haar kamer niet uit. 

De deurbel werd aangezet. Mensen kwamen langs. Plotseling verscheen er op de tronies van de vrouwen nieuwe plooien. De strakke lippen ontspanden, een glimlach kwam terug. Moeders ogen schitterden soms. De vrouwen klopten de kleden, stofte en dweilde de kamers, de meubels in de was en het koper werd gepoetst. En ze werden dames, begonnen de glazen op te poetsen en klaar te zetten op het dressoir. Iedereen was er weer na een lange tijd van absentie: de krantenjongen, een lilliputter. Ik was een kop groter dan de lilliputter die op zijn tenen ging staan als hij iets zei.

Een dorre tanten, boer Aflaat met twee voortanden, de oud-Kolonel: stomdronken hebben ze hem eens gevonden met zijn jas aan als broek. En ja, de leraar van de lagere school Holtzberg. Zelfs de pastoor kwam een glaasje meedrinken. Hij stonk naar reuzel en spek. Nee hij stonk naar bromidrosis. Soms stak hij twee vingers onder mijn korte broek, …tot aan mijn anus. Ja dat is pas wat anders dan tot het elastiek. Als je twee verdovende middelen gebruikt: het geloof en alcohol, kom je altijd verder. Toen er eenmaal veel drank in de lichamen, de vrouw en de man was, begon het gezelschap over de verloren oorlog, over de blunders van de stomme, kreupele, dove en de blinde.  

De blonde Duitser met zijn bleke hoge jukbeenderen droeg een insigne. Een ‘spiegelei’ werd er gezegd. Iedereen moest erom lachen. De villa was warm. Moeder zette de Bolero op en haalde de castagnetten tevoorschijn. Op het bleke gezicht van de Duitser kwamen rode blossen.

Pas in de vroege ochtend werd het stil in de villa. Het was zo stil dat ik in de verte de kikkers hoorde kwaken. De Duitser had zijn insigne aan mij gegeven. Hij had mij over mijn donkere krullen geaaid en gezegd: ‘Zeg tegen niemand dat ik gevochten heb in de operatie Braunschweig Fall Blau.’

Vandaag heb ik het opgezocht. En gelukkig is er altijd een “Crack in everything, that’s how the light gets in.”

Er is geen man die het lukt een spoor na te laten bij Ellen Deckwitz

Ellen Deckwitz houdt tijdens het *podcasten* van vaginaal- en schede-letteren. Ook in deze aflevering wordt de ‘schede en het lekken van’ weer lacherig en houtain genoemd. Meteen in het begin van Boeken FM: ‘Charlotte Remark ligt met buikkramp in bed en heeft haar tweede menstruatie gehad.’

Wat dit met literatuur te maken heeft?

Luister alle afleveringen van Boeken FM af en je zult van lekkende kruisjes tot natte slipjes tegenkomen: ‘Daar krijg ik een nat broekje van.’ Klotsvaginale uitdrukkingen schuwt ze niet. Ik ben met turven gestopt om een lange lijst van deze uitdrukkingen aan te leggen. Deckwitz zou eens een boek moeten schrijven over de duizenden vaginale stemmen die ze hoort. Ze zit erop. Nu nog wachten op haar eerste roman. Een verzameling uitdrukkingen heb ik al. Luister naar dit begin: https://www.groene.nl/podcasts/boeken-fm

Haar wangen glimlachen steeds weer Ellen Deckwitz tekening Robert Kruzdlo 2023

De Kapotte 3

Al deze beelden behoren ook u toe.

Als kind jatte ik groenten van het boerenland. Jonge loten van witte kool, spruitjes, peen, aardappelen enzovoorts en plantte die in de tuin van overgrootmoeder. De percelen, die aan de rand van het bos eindigden, waren het veiligst om niet betrapt te worden. Ik nam, dat was geen stelen. Overgrootmoeder huilde als ik haar de opbrengst liet zien. (Zie foto rechts Robert Kruzdlo Naere-Kanne.)

Het was een dag voor kerst. Op mijn zwarte krullende haar dwarrelde sneeuw. Ik was naar de winkel gestuurd voor een rond brood en een pak suiker. Met knikkende knieën kwam ik thuis. ‘Waar is het wisselgeld?’ vroeg overgrootmoeder. ‘De bakker heeft het niet teruggegeven,’ zei ik vol schaamte, ‘er stond nog een rekening open.’ Overgrootmoeder zocht naar haar zakdoek.

In mijn kamer huiverde ik van de kou, terwijl bij de buren een kind onder een knoestige mamoetplataan schommelde. Ze had een dikke jas aan, een das om en een muts op. Een knalrode, dikke wollen muts. Ik zag haar gezicht en ogen niet. Onder de mamoetplatanen stond een kleine woning en er brandde achter alle ramen zachtgeel licht. Het licht weerkaatste op de enorme gemarmerde stammen van de bomen, die ogen en oren hadden. Het uiteinde van de mammoetplatanen, afgeknot, leken op verkoolde mensenknuisten. Ze staken in de lucht als een hemels protest. Ik krabde met mijn duimnagel het ijs van de ruit. Dat zag het kind. Het rende het huis binnen.

In het huis gingen overal de lichten uit. De kerstboom brandde. Het kind, dacht ik, wordt nu overladen met geschenken. 

Achter het huisje werd de lucht zwart. In het dal veegde de autokoplampen over de besneeuwde wegen. Ik kon een miljoen vierkante kilometer probleemloos overzien. Mijn hersens hadden dezelfde inhoud als de omgeving. Het was zo stil dat ik elke rimpeling in de lucht kon horen. Ik tuurde dromerig naar het kerstboomlicht. Het werden steeds meer lichtjes. Mijn vingers plakten aan het ijs op de vensterbank.

Het kind zwaaide met een roze lint. Ze danste hortend van raam naar raam en soms keek ze mijn kant op.

Iemand trok het gordijn van de woonkamer dicht.

Zonder vrees, …rende ik over de witte bospaden, de heuvel op. Ik kende alle paden en wortels. De walnootbomen huilden en roken naar citroen. De hazelnoot stond nuffig tussen de berken waaronder ik, de afgelopen zomer, mijn eerste kus aan een meisje gaf. Op de terugweg stootte ik op een nest met egels in winterslaap. Ik trok aan mijn trui en nam ze opgerold in mijn trui mee. Overgrootmoeder zei: ‘Die kun je niet eten.’

Daarna kroop ik met mijn kleren in bed en trok de dekens zo ver over mijn hoofd dat ik geen geluid meer hoorde. En ik zag beelden in mijn dromen. Net zo scherp als de lichtjes van de kestboom.

Nu alles verzonnen lijkt, denk ik nog steeds aan mijn afgeknotte leven …

.

Robert Kruzdlo 2023

De Kapotte 1

Robert Kruzdlo 1975 Balg Friesland. Foto Joke

Stadzee.

De Kapotte 1

Omdat ik van geboorte Amerikaan ben, geen Nederlands paspoort heb en daardoor niet in aanmerking kwam voor een studiebeurs, moest ik beroep doen op het Prins Bernardfonds. (Tot 1999 Prins Bernardfonds.) Die was laag. Ik had tijdens mijn studie aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten altijd geld tekort. Pijnlijk zelfs dat ik ’s nachts een baantje moest zoeken; Leslokalen van de Gerrit Rietveld academie schoonmaken. Gelukkig stond in een van de houtenlokalen een piano waar ik graag elke avond op tingelde wat niet betekent dat ik slecht piano speelde. Op kerstnacht op de grens van een diepe depressie schreef ik dit korte verhaal.   

De straten waren winters en draadrecht leeg. In het vette zwarte grachtenwater glom zacht licht dat uit talloze ramen van de smalle grachtenpanden scheen. Een medemens, zelfs niet op de tramhaltes, kon ik zo snel niet vinden. Dagen sjokte ik met mijn ziel, zo zwaar als een psychologische encyclopedie onder mijn arm, langs felverlichte ramen aan de straatkant, waarvan de gordijnen niet gesloten waren. De kerstboomlichtjes brandden nog. Het gezin en aanhang rond de tafel wachtten het uur af waarop het vuurwerk kon worden ontstoken. 

Soms stond ik een ogenblik stil voor een raam, maar niemand, behalve de kinderen zagen mijn donkere gestalte, oplichtende gelaat en treurige blik waarmee ik hun aandacht probeerde te lokken. Soms tikte ik op een raam. Men schold mij uit voor klaploper, hond en ik kromp verder ineen. Leeg, hol vanbinnen, hoopte ik stilletjes op een beetje geluk, misschien om de hoek? Doch alles bleef hetzelfde. Ik bestond niet. Ik had het aan mijzelf te danken.

Niemand had mij voor de oudejaarsavond uitgenodigd en als straf – in de stad woonde geen familie – moest ik mij vergapen aan de gezelligheid, het grote wij gevoel dat zich achter het blinkend glas afspeelde.

Zo voer weemoedig mijn gedachten als een bootje door de straten te midden van oprijzende huizen met soms hels verlichte ramen, fel schijnende verkeerslichten en doodse etalages, Straten waaronder het plaveisel zeeën van woede deinde. Als een nachtelijk bootje voer ik als vreemdeling verder zonder mijn koers te kunnen bepalen. Er waren geen schimmen van zatlappen, junkies. Die waren natuurlijk elders ondergebracht. Geen hoer had haar raam open. Ik belde aan bij een vriendin die door de kier van de deur prevelde dat haar vriend dit niet leuk zou vinden. In de gang kloven drie honden aan een bot. Ik deed een stap naar binnen en kuste haar op haar voorhoofd en wilde haar aflebberen. Een stem vroeg waar ze bleef. Toen drukte ze mij de straat op en deed de voordeur dicht. ‘Sorry,’ zei ze nog. Die avond had ze geen zin om mij te pijpen. 

Ik voer verder door de straten, de stad met nergens een krassend koffertje, geen lege taxi en alle cafés waren gesloten. Koud was het, zeiden mijn tenen. Voor de winkelruit verloor ik even mijn eenzaamheid. Een rij paspoppen, naakt in een bevroren houding, onbewogen bewogen. De kades aan weerszijden vol met blik en ongenietbaar de rijen kale bomen en nergens een zuchtje wind. Ik had het allemaal aan mijzelf te danken. Een zee van ellende was mijn deel. 

Schurftige weemoed krabde aan mijn ziel die ik loodzwaar verder door de stad roeide. Waar voer ik heen? Langs trieste uitgesleten granieten traptreden en donkere trapportalen, door lege parken en zwarte tuinen naar de buitenwijken. De maan scheen feller de stadszee binnen en ik voer verder door de straten, roeide op tegen het Nieuwjaar van droefenis en melancholie. Achter mij een diepe voren van pijn. Halleluja. Op mijn kille stille vaart klotsten de kinderkopjes tegen de steven en wangen van de boot en roeide ik tegen de klippen van de tijd op. Mijn handen deden pijn, blaren brandden en sprongen open, mijn vingers bloedden. De geur van gebraden eend, wijn, oliebollen en fondant maakte mij woest. Ik trok harder aan de riemen tegen de stroom in van Oud en Nauw. Elk moment kon het vuurwerk losbarsten. De sterren dansten en de maan scheen nog nooit zo helder in een steeg waar ik halthield. Het leven zal opnieuw beginnen als de mensen uit hun huizen komen en ik met bloedende handen naar ze zwaai. Roem zal ik krijgen, geen kommer meer, en er zal voldoende drank en eten zijn, omdat ik eenzaam de stad heb doorvaren.

Ziedend van woede bespot ik mijn lege maag en eetlust. Negentienhonderdzeventig ik ben eenentwintig jaar.

Plotseling kwam vanuit een donkere steeg een jongen naar mij toe. Ik herkende hem al te goed. Ook hij had blaren aan zijn handen. Als spiegelbeeld duwden wij aan het einde van een steeg een poort open en als een huizenhoge zeegolf, stroomde fel licht over ons heen. We zijn er. Wij, ik en jij. Ziel en lichaam, alle twee thuis. Een. 

Verder voortgedreven door dromen, moest ik hard in mijn arm knijpen om te weten of ik nog bestond. Gelukkig waren er heldere sterren die gaten prikten in het doek van mijn verbeelding. Ik had de keuze om voor altijd in het licht te blijven, in waar er niets bestaat of ik zou terugkeren naar de laatste twaalf seconden. Dit laatste werd met veel vuurwerk gevierd.

.

Robert Kruzdlo Jerez 2023

Verdomme waar blijft de waarheid van toen en nu!?

Het is toch ook nu niet anders als je vergelijkingen maakt! Bedelaar Jezús in Jerez de la Frontera Spanje.

.

De Kapotte.

1955 de winter was op haar hoogtepunt. Binnen brulde de kolenkachel. ‘Zet de Bolero eens op,’ zegt moeder. Met mijn een meter en tien centimeter hoogte kon ik maar net de Philips grammofoon, die op het dressoir stond, bedienen. Ik droeg een korte broek, Peter lederhose, gerafelde wollen trui en een te grote Ruderleiber; witte versleten meisjes lakschoenen, Mijn tenen, die tegen de voorkant van de schoenen drukte, deden pijn. Ik had maar één paar schoenen. Geld voor een lange broek was er niet. Zwartbruine ogen, een witte huid en magere benen met scherpe uitstekende knieën. Een kippenribbenkast. Je kon er xylofoon op spelen. Altijd een rode kop van verlegenheid. In mijn buik worgde de honger. Ik was meer dood dan levend. Thuis werd nooit over honger gesproken. Meer over drank. Zomers jatte ik van het veld en uit boomgaard. In september liep ik voor ik naar school ging eerst het boes in, verzamelde walnoten en at die onderweg op.

Het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog dat was pas erg. De ‘honger verschrikkingen’ van Afrika, nog erger. Daar stierven elke vijf seconden een kind, mens. Of meer. En de derde wereldoorlog die kon elk moment uitbreken. ‘Dus waar maak je druk om?’ saliveerde overgrootmoeder achter haar zakdoek. Ik was nog niet zó… mager als de uitgehongerde kleurling. Mijn ribbenkast een wasbord, maar er kwam genoeg water uit de kraan. 

De courant van 1955:Evenals het probleem van de honger – de verdeling van de wereldwelvaart – is ook het rassenprobleem één van de voornaamste wereldproblemen. Er is geen twijfel aan, dat het zijn oplossing zal vinden. Voor de toekomst van de wereld is het echter van het allergrootste belang, op welke wijze en langs welke weg het die vinden zal.

Op een dag was de suiker op. Niemand had geld voor suiker. De laatste kip werd geslacht. Kijk, hij loopt terug naar zijn hok, zei overgrootmoeder, toen ze de kop met een klap van de bijl had afgehakt.

De courant: De regering moge keihard zijn, ook de feiten zijn keihard, misschien nog wel keiharder. 

Sindsdien droom ik vaak dat ik bij de onthoofden behoor. Ik had geen eigen hoofd. Mijn hoofd behoorde de ander toe. Mijn moordenaars gaven mij levertraan. Drie maal per dag een eetlepel. Ik kreeg aarswormen. Later bleek het iets anders te zijn.

Er waren genoeg moordenaars op aarde, las moeder: Even later zei Luthuli, die een overtuigd christen is, lid van de Anglicaanse Kerk in Afrika: ‘Jullie kunnen toch wel iets doen, voor ons bidden, of God ons bewaren wil voor haat, want het gevaar is groot, dat, als de blanken eenmaal bekeerd zullen zijn tot de liefde, ze te laat tot de ontdekking zullen komen, dat de zwarten alleen nog maar kunnen haten’.

Op ieders gezicht stond nooit iets nieuws. Elke dag hetzelfde gelaat. Elke nieuwe rimpeling was verraad. Een nieuwe emotie was verboden. Een bokkig groepje was de familie. Moeder, oma en overgrootmoeder. De deurbel was uitgezet. Stel, dat de bakker, onder het meel en bloem, om zijn centen komt. Als het pensioen van overgrootmoeder werd uitbetaald kon ze er maar een paar minuten van genieten. Dan kon iedereen zien. Eindelijk kreeg ik een lange broek. Maanden lag ik op de pijnbank van mijn klasgenoten. Samen fileerden zijn mijn angsten en uiteindelijk schopte ik een jongen zo hard tegen zijn ballen dat hij niet meer van de grond kwam en dagen in het ziekenhuis lag. Halleluja. Moeder hield mij thuis. 

De courant: Toen een collega in Zuid-Afrika mij vroeg, of het naar mijn overtuiging nu bepaald noodzakelijk was, als blanke en zwarte christenen samen thee te drinken, om samen in de eenheid van blanken en zwarten in Jezus Christus te geloven, kon ik slechts antwoorden: ‘Zolang het niet mogelijk is, samen uit de éne beker van het Avondmaal te drinken’ – dat is in Zuid-Afrika in de meeste gevallen niet mogelijk – ‘zult u wel moeten beginnen met samen thee te drinken’. 

In het achterhuis werd gedempt gesproken. Op de vensters groeiden ijsbloemen. De achterdeur klemde eerst en ging daarna niet meer open. De kolen raakten op. ’s Nachts bevroor mijn deken en langzaam groeiden de ijsbloemen naar binnen. Op het zeil lag ochtendrijp. ’S avond zette moeder de Bolero op. ‘Zet jij eens de Bolero op.’ Een aanhoudend ritme, ostinaat, de kopjes in de kast trilden ervan. Het leven in de villa was ostinaat. Moeder zei dat ik obstinaat was. In de gang stond een slingerklok die van klik, klak, klik, klak ging. Precies op de maat van de Bolero. De gesprekken tussen de vrouwen eender: links en rechts, links, rechts, korte zinnen.

De courant die moeder las voor die de kachel inging: Vanuit het geloof in Jezus Christus banen zij wegen voor hun Heer in de wildernis.

Wat zie jij er uit, zei oma An schamper, mager als een Duits kindsoldaat dat gister uit de loopgraven van de Siegfriedlinie is komen aanwandelen. Toen het water kookte, riep ze, en nu in bad. Het was zo koud in de bijkeuken dat alle planten ineenkrompen en er was geen zeep.

Als een vliegtuig over de villa vloog dan was dat een teken dat de Duitsers opnieuw in aantocht waren. Als het onweerde dan leek het op een bombardement van de Amerikanen. Weer een vergissing? Bliksemde het, dan was het ongeveer hetzelfde als een spervuur van de Russische vijand en als je honger had moest je de beelden van de concentratiekampen voor ogen nemen. Wie honger heeft, leert het eten kennen. 

Moeder las verder: ‘To Ds Buskes, in memory of your very kind visit to our humble home, with all good wishes from Manilal Gandhi’.

We leefden op rantsoen alsof de oorlog nooit was verdwenen. De schimmel op het brood werd aan de vogels gegeven. De visolie raakte op. 

Moeder had een stukje van de krant gescheurd: Wij doen alsof de rechten en vrijheden, die wij als kerk in het westen bezitten, ons door Christus toegezegd zijn en alsof het onze roeping is, die rechten en vrijheden krampachtig en zo nodig met alle middelen, ja zelfs met atoomwapens, te verdedigen.

2023 Marcuse: ‘Het falen van de humanistische elite wordt doodgezwegen. Zij faalde omdat ze het botste en gevaarlijkste bijgeloof deelde met haar tegenstander.’

En dus met een geruststellend hart is er weinig tot niets veranderd.

.

Robert Kruzdlo inmiddels weer terug in Jerez 2023 Spanje.