Radiokruk

Vanachter het gifgroene oog van de radio klonk weemoedig de stem van een zangeres. Het oog knipoogde onophoudelijk naar mij. Of was het naar de zangeres? Het opflakkerende gifgroene oog heeft precies in het midden zwarte oogleden als van een zigeuner, een iris zeewater grijs en de pupil als eenogige koning. In het midden van de radio, op grof geweven stof dat hoofdzakelijk uit twee verschillende kleuren garens bestaat, en een derde goudkleurige draad die er doorheen meandert. De kleuren van een aars. Het doek was aangevreten door het vocht. Twee ivoren knoppen waarmee je de wijzer achter een verlichte wijzerplaat verlicht door twee kleine schaalbrandende lichtjes, kon bewegen. De glazen wijzerplaat met trapsgewijs witte letters. De wijzer stond op de goede plek vandaar dat de zangeres zong. Van de woorden op de wijzerplaat begreep ik niets. Alleen van de radiostemmen begreep ik dat ze mij een plezier wilden doen. De radiostemmen wijzerplaat, had wel vijftig radiosteden, van Hilversum tot Tokio, met altijd de goedkeuring van het groene oog. Met de groene parel kon ik precies afstemmen op het geluid van de zangeres. 

Het oog bewoog als ik aan de rechterknop draaide die de witte wijzer achter de glasplaat deed bewegen. Soms bewoog het groene oog heftig en verscheen er een witte streep in het midden. In combinatie met het gekraak, tjirpen en gesuis dat op golfbrekers leek en de onherkenbare fonetische stemmen, moest ik voorzichtig millimeter voor millimeter de plaat af tasten om zender te vinden die een helder verstaanbaar geluid gaf. De stem van de zangeres klonk dan zuiverder en het groene oog keek mij dan kalm aan. 

‘Frederic Nel,…dat is de muziek van Frederic Néll…’, riep moeder, ‘de opera van Nelll…, o wat mooi’. De L werd steeds langer.

Na schooltijd en in het weekend luisterde ik op mijn radiokruk, een oud voetenbankje, naar de radio. Eerst knipoogde ik naar het groene oog voor ik aan de knoppen begon te draaien. Mijn eerste knipoogfase. Dan zocht ik mijn vriendjes op of ik maakte nieuwe zendercontacten. Ik had al een lange lijst aangelegd en zelf Tokio sloeg ik niet over. Kwebbelen met de radio – wat nu chatten is – tot ik tevreden was met een zender. En dat kon van alles zijn. De kruk was eigenlijk te laag. Mijn oorhoogte was net iets te laag voor de spieker. Jaren heb ik op een deel van de encyclopedie gezeten. Niemand lette op mij en ik hoefde ook nergens op te letten. Ik was er niet. ‘S nachts droomde ik van de radio, de stemmen en de zangeres die ineens begon te gillen als een geile kater.

Ik vergat de buitenwereld en werd één met de radio. Verslaafd was ik. Soms hield ik een oor tegen het stof van de radio. Op die manier kon ik minder achtergrondgeluiden horen. Koptelefoons bestonden toen nog niet. Het maakte soms niets uit hoe hard de radio stond. De radio was mijn vriend die elk vervelend geluid om mij heen verdreef. 

Ik was vaak in trance, ging een beetje dood. De radio verplaatste mij een beetje weg van de wereld, weg van de volwassenen; naar de rand van de wereld en ik was niet meer te bereiken. Pas als een radiostem het definitieve einde aangekondigd had van een of ander programma, dan knipperde het oog alsof het wilde zeggen dat ik aan de knoppen draaien moest. Ik ging steeds later naar bed.

Ik mis het oog nog steeds. Nu heb ik een Sony Xperia 1 IV 256 GB/ 5G maar ik ben niet verslaafd aan dat ding. Het beheerst mij leven niet en als ik naar een radiozender luister is de hele magie van toen verdwenen. Nostalgisch verdwenen. Ik heb vanuit deze verslagen positie een oude radio met precies hetzelfde groene oog gekocht als toen, kan ik net als vroeger de wereld in trance vergeten. Wie niet?

Arme kinderen en hun smartphones. Wat missen die straks? 

.

Robert Kruzdlo

Càdiz Andalusia Spanje.

Geef een reactie