
Deze nacht word ik wakker met een koude neus. Een kil briesje glijdt door de kamers terwijl alle ramen en deuren gesloten zijn. Niet dat ik het koud heb, de muren van het huis zijn nog zomers warm. De nacht is erg gehorig, ik luister naar het aanzwellend water van het riviertje. Dan moet het achter de bergen regenen. De geluiden van de blinden knerpen. In het huis, een oude watermolen, liggen de tegels af te koelen van de hete zomer. (Flits: Straks bevriest de winter het vuur.) In de winter kan ik slechts een kamer verwarmen zodat de ijzige winter niet als een slang om mijn botten heen kronkelt. De haren rijzen nu al op mijn armen nu de zomer achter de bergen op de vlucht is en het laatste vleugje zomer uit het huis zal vertrekken. Ik haal een deken uit de kast.
In mijn dromen zaag ik hout, kijk ik naar de lange rijen stapels houtblokken, de dikste waar straks de bijl in moet. Al die trappen weer op met in de mand stapels geurig eiken, olijf of den. Ik kijk in feite naar een ander hoofd.
De bladeren vallen nog niet van de bomen en toch ritselt er af en toe een blad van een plataan door de steegjes en over het plein of het nog niet voorbij is, ontvouwt zich langs de natte berm een bloem, zelfs vlinders dansen over het asfalt, ze gaan de dood tegemoet. De klok tikt trager dezelfde seconden als toen het zweet van mijn voorhoofd viel. Nu schijnt de zon nog en ik loop zonder shirt naar zee.
Een jonge vrouw zit in de branding op een steen. Haar lichaam gebogen, en…, ik weet niet of zij het weet of ik het mag zien, ik zie dat ze weent. Haar tranen kan ik niet zien. Ze lijkt moe, zo moe van alles dat ze zich in zee laat zakken. Met de palm van haar handen veegt ze soms over haar ogen en wangen. Ze brult onderwater want ze komt lucht happend boven en kijkt over het water, naar de horizon en begint te zwemmen. De golven slaan kolkend tussen de stenen, in mijn oren alleen geruis. Wat zag ze? Wat leidde haar naar haar verdriet? Waarom zie ik alleen haar verdriet en niet de reden? Waarom zien we een schilderij en niet het andere dat het schilderij maakt.
Ik volgde haar en wilde het andere meisje zien, HET en niet de buitenkant die kleiner en kleiner werd. Het meisje dat het meisje aan het huilen bracht, weten waar haar verdriet vandaan komt. Boven haar rijzen oude bloemkoolwolken, wolken die daar al uren in het Delfsblauw staan hoger en hoger. De bloemkoolwolken komen niet dichterbij en zij…? Waar is de vrouw? Ik kan haar niet meer zien, ik zie alleen maar de zee vinnige scherpe plooien, groen en azuurblauw en geruis in mijn oren. Verblind kijk ik naar de glinsterzee en zijn kleuren. (Zoals in Eline Vere.) Ik krijg een droge tong. ‘Het is voorbij,’ zeg ik tegen mijzelf. Stijfjes sta ik op…, kijk nog een keer om en loom, moe zoek ik naar die ander in mij. Naar waar de verhalen vandaan komen. En niet naar het verhaal dat nu alweer op papier staat.
‘Wat een verhaal…, dus je hebt nooit iets vernomen van haar. Niemand die?’
‘Nee. Ik heb op het gemeentehuis nog vragen gesteld, ze keken mij aan of ik gedroomd had, te veel gedronken.’
‘Ook de kranten niet.’
‘Ook de kranten niet.’
‘Maar de nacht die volgde moest ik vaak aan de verdwenen vrouw denken, aan die merkwaardige gebeurtenissen aan zee, maar ook, – het verhaal kan misschien vreemd voor je zijn, moest ik denken aan het Fietsmeisje. Toch vind ik het waard het jou te vertellen. Het gaat over het Fietsmeisje, het meisje uit het dorp Selva de Mar waar ik woon. Ze komt elk jaar met de familie uit Madrid op vakantie. Ze hebben er een huis. Omdat ik er geen aanstoot aan wil geven, het je eerlijk wil vertellen, hoop ik dat je mijn gedachten niet belachelijk maakt. Het heeft nooit in mijn dromen mijn zaadblaasjes geleegd. Dit voorval en de prangende vraag, voor het geval je denkt is een ook een zoektocht: wat deed het Fietsmeisje besluiten om…. Hoe wordt iemand zoals zij is. Schroom voel ik niet, toch hoe zeg je dit, de eerlijkheid wint? Iedereen heeft het recht alles te doen, te zeggen als hij maar niemand kwetst. Maar je ziet soms het tegendeel. Bijvoorbeeld een geloof, een geloof in God die haar wil, macht op dat van anderen oplegt. Hun hoofd zit vol met verkeerde informatie die ze zijn tegengekomen in boeken. Boeken uitgegeven door beroemde uitgevers. Met slimme websites drogeren ze mensen met ideeën die vals zijn. God inmiddels een ceremoniemeester geworden wil nog steeds heersen over de natuur, het universum, de evolutie. Dat is niet goed, dat is geen democratie. Er is iets faliekant mis met de democratie als dit gebeurt. (Kijk maar eens naar Catalonië nu.) Goed, ik dwaal af. Misschien is het allemaal erg brutaal hoe ik naar de dingen kijk, erover denk, toch is het een eerlijke zoektocht. Misschien vind je het vervelend als ik het heb over het fietsmeisje, maar ik zag het maar op een manier en ik blijf erbij.’
‘Wat zag je.’
‘Ik zag in het fietsmeisje dat nog geen achttien jaar was, mijn moeder. Ik schaam mij om je dit te moeten zeggen, ik zag mijn moeder, en dat schokte mij. Het verhaal over mijn moeder zal ik nu niet vertellen. Wat hier gezegd moet worden, wat ik wil verduidelijken, omdat het allemaal zo opzichtig gebeurde is…, waarom zie ik zoiets als mijn moeder in het jonge meisje. Aan de buitenkant lijkt het Fietsmeisje niet op mijn moeder en toch. Ik was ervan overtuigd en dat vond ik niet meteen leuk: het fietsmeisje lijkt op mijn moeder.’
‘Waarom vertel je dit?’
‘Omdat ik wil weten waarom zij mij plotseling omhelsde. Wat was haar drijfveer? Uit welk hoofd’
‘Aan die kus ligt het niet, die was zacht, vertederend prachtig, mooier kan niet. Ik heb gezien en gevoeld wat er in mij gebeurde en niet alleen op dat moment, zeg maar wat als kus gebeurde, maar duizenden dingen meer. Er gebeurde zoveel meer, zoveel meer…. Precies dacht ik, zo was mijn moeder, Fietsmeisje haar ogen en die van mijn moeder, precies zo heb ik het in het Fietsmeisje haar ogen gezien en ook in moeders ogen toen ik klein was.’
‘Wat gebeurde eraan vooraf?’
‘Het was heel laat. Ik had een lange wandeling over het strand gemaakt. In het dorp Selva de Mar was niemand op straat. Het enige lawaai kwam van de grillo’s, krekels in de bomen. Ik liep naar mijn woning en achter mij hoor ik een auto stoppen. De auto rijdt achteruit van het pleintje en verdwijnt langzaam tot ik niets hoor dan de krekels. Ik moet nog twee steegjes door voor ik de sleutel in de oude zware voordeur steek. Achter mij hoor ik plotseling geschuifel. Ik keer mij om en daar staat met haar schoenen in de hand het Fietsmeisje. Ze laat haar schoenen vallen en omhelst mij. Ze kust mij en drukt mij tegen de deur die openvalt.’
‘De rest hoef ik niet te horen.’
‘Nu dat is nu precies wat mij kwetst. Ik snap je, we hebben allemaal in ons leven manieren om gevoelens in hokjes te stoppen en te verdelen, zo hebben we zo min mogelijk met tegenstrijdigheden te maken. Wil jij niet weten waarom je zo denkt? In de hemel wachten mij 76 maagden, wedden. En zo denken nog steeds meer dan 120 miljoen Amerikanen.’
(Sinds 2016 woonde ik in Amerika en Spanje in totaal 14 verschillende steden. Alleen. In tegenstelling tot wat een fantast J.L. beweert op zijn blog Bodemloze Beeldentuin ben ik zeer gesteld op mijn eenzame zwerftochten en deel ik het bed met geen enkele vrouw. Ik ben “genderloosoud”. Maar inmiddels heb ik talrijke bijzondere vrouwen ontmoet. Het Fietsmeisje is een van die vrouwen.) Robert Kruzdlo Cadiz 2022