Knielend komt de nieuwe dag
Amsterdam 1964
Hij was een korte periode Puch nozem en reed de hele dag, in de buurt, korte ritjes met zijn Puch bromfiets. Hoog stuur. Vetkuif, veel brylcreem. Spaghetti-haar. Als hij stopte sprong er een meisje achterop, schriel, brutaal met soms een suikerspinkapsel, een ‘bijenkorf van haar’ aan elkaar ‘geplaktlakt’, met hairspray, zwaar gelipstickt, zwarte cape of wapperende petticoat en natuurlijk, hij kon haar meenemen naar een onbewoonbaar bouwvallig huis, dan kleden zij zich rustig uit en keek ze hem verlegen met koeienogen aan, – zoals Thea met haar Thea-ogen – haar kleren en ondergoed op een hoopje, gaat ze op zijn leren jas liggen en spreidt ze haar melkachtige dijen uiteen, dan zegt ze met Thea bollige stier ogen verlangend, ‘komt er nog wat van?’ Thea was altijd ritsig, verlegen, timide geil, bang, alles tegelijk en alleen als ze achterop de Puch mocht springen verloor ze haar verlegenheid, haar angst en vrees voor jongens. Afraspen, para kwijtraken. Elk weekend neukte ze in ‘onbewoonbaar verklaarde woningen’ in de geur van schimmels, houtrot, houtkevertjes, zilvervisjes, mieren en spinrag. Het deerde haar niet. Haar ogen, daar had ze last van, zei ze eens tegen hem. Klotsogen, zei hij. Je hele leven zul je daar last van hebben. (Dat bleek ook. Haar kinderen dachten weleens dat haar ogen uit haar schedel zouden kunnen vallen. Opvoeden kon ze jammerlijk niet goed.)
Op een dag borstelde hij zijn vetkuif net zolang tot hij een Beatle kop met haar had. Liet zijn haar tot over zijn oren groeien, kocht een broek met wijde pijpen, en ruilde de korte leren jack met een zwarte cape. Hij verkocht zijn Puch en werd Provo. Op dat moment, door de haargroei misschien? braken overal ter wereld rellen uit. In Amsterdam waren het de… provorellen, arbeidersopstanden en… studentenbezettingen. Door de overgang van Puchnozem naar Provo, langharig tuig, verloor hij Thea uit het oog.
Tussen de…, ‘invasie van menselijke termieten’ zoals de Provo’s werden genoemd, die de maatschappelijke organisatie aanvraten, schreef Osservatore Romano, het blad van het Vaticaan, voelde hij zich op zijn gemak, sliep op de Dam Amsterdam, in een onbewoond huis of een park. Natuurlijk veel spannender dan het geklets van de vrouwen thuis. Wat hadden zij eigenlijk allemaal te bedisselen? Wisten zij dan niet wat er gaande was in de wereld. Hij ontdekte de straat, de nacht en de ochtend van het Ij-licht. Majestueus kwam de zon op boven het Ijsselmeer, tussen de gebouwen, die haar stralen op het water liet ketsen, Swarovski-water en dronken van de slaap ging hij terug naar de woonwagen die op het Bickersplein stond. Ja, …lees het en laat het tot u doordringen. Hij woonde in een woonwagen op een plein met zijn moeder, groot- en overgrootmoeder en de rest doet er niet toe. Natuurlijk en gelukkig op straat daar gebeurde hét. HET. ALLES. En dat HET waren de rellen in het centrum van de stad. HET was ook zijn kop. HET dus.
Langharigen kregen in die tijd geen baan, hij werd eens bespuugd, soms geweigerd in een biscoop of koffiecafé en je hoorde natuurlijk in een opvoedingsgesticht thuis. In zijn geval, neurale diversiteit, misschien op een goede school. Maar daar had zijn moeder geen geld voor.
Hij stal boeken en verkocht die. Een keer een fiets. Zo kwam hij door bedelen aan zijn geld. Hij bezocht dancings Las Vegas waar hij voor het eerst Wally Tax ontmoette, de zanger van The Outsiders, haar tot aan zijn heupen en hij luisterde naar muziek die een openbaring was. De wereld was gelukkig aan het veranderen en hij, HET veranderde mee. Dat was een kracht die niemand kon tegenhouden. Het gebeurde allemaal in zijn kop, ergens achter zijn ogen, tussen zijn oren, zonder schoolopleiding ging hij mee met zijn tijd.
Provo happenings. Hij genoot van de spanning tijdens de politieoptredens en vooral… opgenomen te worden door een ruige mensenmassa van stenengooiers, rookbommengooiers, wouten met gummiknuppels, tot de zon weer boven het IJ opkwam. Het leek de verlossende antwoorden op al zijn levensvragen van dat moment. Hij was geen bul, kikker, pleiner of dijker, geen nozem of damrakker, hij werd gewoon…, een provo! De nieuwe vorm van zijn, al was het een jonge vorm, het gaf hem meer soulaas dan de oude vormen als: de vrouwen en de woonwagen, Clarks schoenen en wijdpijpers van broeken. Vanaf dat moment zong hij Wally Tax tekst Let’s forget what I said.
Elk weekend waren er provo-, straatrellen bij het standbeeld het Lieverdje in het centrum van de stad. Zo kreeg de rebellie tegen de vooral katholieke samenleving kleur en werd het een soort straatkunst, straattheater kunst, een film die maar niet ophield. Trappen tegen de heilige huisjes en hoe dan ook in opstand komen. En als hij thuis kwam zei hij niets. Er werd hem ook niets gevraagd en als er iets gevraagd werd was het altijd op een schellende, bijtende manier of hij wel wist dat de wereld morgen zal vergaan. Het nieuws was tot de vrouwen doorgedrongen.
Hij deed met verve mee, instuifavonden of liever gezegd instuikavonden werden nachten en de nachten ochtenden en ochtenden middagen slapen in het park.
Voor de vrouwen baarde hij ‘dé moderne zorgen’ hij was geworpen door mijn moeder, maar zelf opgekrabbeld om op 12 juli 1965 pamfletten van provo uit te delen. Hij haatte het gat waar hij uitgekomen was, existentialist, las Camus. Hij was tevreden met het HET.
Op een zaterdag was het weer zover. De rellen braken vroeg in de avond massaal uit, de politie zette de buurt af en gewapend met de bullenpees begon men op de mensen in te slaan. De menigte rond het wit geverfde beeld het Lieverdje op het Spui Amsterdam – uit protest – protesteerde heftig tegen het gedrag van de politie. Joelend. Zelfs de politiesabel werd gehanteerd. De woedende joelende menigte werd uit elkaar gedreven en verdreven tot aan de grenzen van Amsterdam.
Toen het ochtendgloren over het Amsterdamse IJ klom riep iemand – we stonden op een talud bij Diemen – loop je met mij terug naar de stad. Het was Thea. Thea wilde neuken. Met haar biologische overstelpte sex drift riep ze: ik wil met je neuken. Hij liep hand in hand terug naar de stad en via allerlei steegjes, waar geen politie was te zien, terug naar het IJ. Samen gingen ze op de rand van de kade zitten en keken hoe de zon opkwam. Zoenend greep Thea, plotseling zijn hand en duwde die tussen haar dijen.
‘Beweeg je vingers’, zei ze. Dat deed hij. hij zag dat haar hoofd vuurrood als de zon werd en voelde dat ze sneller ging ademen, ademen als het klotsen van het water tegen de kade en haar lichaam werd warmer. Met een ruk schoof ze zijn hand onder haar kont. Ik zei ze zenuwachtig, ik wil dat je mij likt, mijn vriend die bij de bank werkt likt mij niet goed, jij kunt het vast beter, voor de sex blijf ik niet bij jouw, maar dat weet je: …wacht laten we naar de loodsen gaan, daar zijn wij alleen, zei ik.
Hij kende de plek, de plek waar straathoeren, travestieten en alcohollisten kwamen. In die buurt waren de cafés dag en nacht open en het wemelde van matrozen van de grote vaart en er werden spontaan dragquees mise-en-scène opgevoerd. Er waren elke dag opstootjes en zijn moeder kwam er geregeld. Dan kwam ze bezopen thuis, verward en was de familie een tijdje blut.
Hand in hand liepen zij naar de loodsen en ergens tussen twee gebouwen in, die van rothout waren, scheef stonden en in een smalle gang ging hij op zijn knieën en begon haar kusjes op haar buik te geven en trok haar slipje uit; met zijn tong drong hij diep in haar binnen… Daaruit ben ik geboren prevelde hij.
Thea, zou iedereen willen vertellen dat ze nog nooit zo lekker gebeft was, maar helaas, niemand kan het navertellen, ze houdt haar kaken stevig op elkaar, zeker nadat ze trouwde en…, en…, en dat was HET. En zus of zo, daar heeft ze het nooit meer overgehad.
1964
Robert Kruzdlo 2022 Andalusië
.