
Hij reed rond in een Mercedes-Benz 280SE en in zijn dashboardkastje bewaarde hij een vossenstaart. Van de twee littekens op zijn polsen werd ik bang, angstig, maar ik vroeg hem daarover niets. Hij had een paar weken geleden een foto van mij genomen. (Zie boven.) Op onverwachte momenten hield hij mij aan of liever gezegd sprak hij mij dwingend aan. Meestal op de Dam. Rond het Vrijheidsbeeld waar dag en nacht geslapen, gerookt, gitaar gespeeld werd en de tijd stil stond: er was alleen een nu. Nu of nooit. Nietsdoen hoorde er ook bij: in het nu heb je niets nodig tot je honger krijgt. Hij zei: heb je honger? Ik knikte en we liepen een paar steegjes in. Met een grijns van verbittering en verlegenheid, zijn hoofd gebogen, -hij leek mij een schoft. Maar ik zette mij er overheen. Ik had honger.
Tijdens de rit naar een sterrenrestaurant opende hij het dashboardkastje en haalde de vossenstaart tevoorschijn. Hij zei nauwelijks verstaanbaar dat het zo’n lekker gevoel gaf. Ik kreeg medelijden met hem maar dit wilde ik hem niet laten merken. Later misschien.
Toen hij zijn smetteloze auto parkeerde bedacht ik mij: “Meneer Spil, ik wil naar huis.”
“Waarom nu,” zei zonder mij aan te kijken.
“Ik stink, ik kan niet zitten in zo’n duur restaurant.”
“Dan koop ik eerst nieuwe kleren voor je.”
“Dat hoeft niet, want mijn leven zal er niet door veranderen.”
Hij huilde. Ik liep schoorvoetend van hem vandaan. De vrees dat hij mij zou volgen was er niet.
Toen ik thuiskwam bleek dat ik in mijn binnenzak de vossenstaart zat. Die was voor overgrootmoeder en ze was er duidelijk blij mee.
Jerez de la Frontera 24 mei 2022 Robert Kruzdlo
…