
De vrouw bleef op haar scherm kijken toen ik tegenover haar plaats nam. Haar melkvoorraad lag breed op het bureau, stevig ingepakt in een grof gebreide trui. Ik begreep, dat het niets met mamming of het gênant beschamende mammografie te maken had, dat een vrouw ondergaat als zij haar borsten op een platte ondergrond van een röntgenapparaat moet leggen, …ze had duidelijk niets te doen. De wangen dik gepoederd, roze flamingo kleur en onder het bureau gloeide een elektrisch kacheltje. Ze had het duidelijk koud. De muren van haar kantoortje, met slechts een raampje dat open stond, zat onder de zwarte schimmel; de gegalvaniseerde stoel zat onder de roest. Op het keyboard lagen sliepen de vingers. Aan de duim een doodshoofdring. Vanachter haar bril was ik een van de buitenlanders die om een pasje kwam: 65+ pas zei ze moe… .
Woonadres bewijs, zei ik opgewekt… .
Ingeschreven alhier?
Nee.
Tieten. Hoeveel heb ik er niet al gezien en hoeveel niet. Elke borst is anders. Van puntzakje tot neervallende of afhangende borsten, tieten die er niet meer toe doen. Volle kleine borstjes, jongens bordjes of lellen. Mijn ex deed een potloodtest: ze plaatste een potlood onder haar borst, haalde diep adem en als het potlood niet op de grond viel dan had de zwaartekracht grip op haar borsten gekregen. Op den duur gaan alle borsten hangen, verschrompelen en worden de moederkransen en tepels slap en zien eruit als verlepte roosjes. Ze zakken langzaam naar de navel, hoor ik An, grootmoeder, nog zeggen: Eerst kun je er een vulpen mee vasthouden, later je portemonnaie. An riep, toen ik een jaar of zes was of ik haar korset wou helpen inrijgen; aan de touwtjes trekken en de haakjes een voor een door de ogen duwen. Voor mijn gedienstige arbeid kreeg ik op mijn verjaardag een extra leesboek: Rin Tin Tin. Na drie millennia, gebeurde het wel eens dat haar fort in de soep terechtkwam. Je kon er een bloempot opzetten, zei An, mijn grootmoeder. Daar moest ik aan denken toen, de vrouw die half verborgen achter haar iMac met een zucht haar borsten van het bureau nam en op haar horloge keek of ze een berichtje had:
Waar kwam u alweer voor.
Waarom mag ik de stad niet uit en zo ja, welk documenten heb ik daar voor nodig?
Geen. U bent hier veiliger dan buiten de stadsmuren.
Dan wil ik een bewijs dat ik hier woon.
Ze haalde diep adem: waarvoor?
Bewijs dat ik nog leef, zei ik.
Ze haalde haar telefoon vanonder haar trui: hallo er is hier een meneer… .
Ik kon duidelijk horen dat er geen informatie gedeeld mocht worden.
Fragment uit Sò en de Kolonel. Boek verschijnt hopelijk dit jaar.