
Ik woon in babel stad.
Alles is nieuw en ik zal verdwalen. Ik zal nooit de dingen twee keer hetzelfde zien. Het duurt een tijdje voor ik weet wat ik gezien heb. Het is april en zomers. Straten en pleinen reutelen van mensen, terrassen zoemen van mensenstemmen. Goed opletten iedereen zit en loopt anders. Geen stel benen is gelijk aan die van een ander behalve de dochter en zoon van moeder en vader. Vaders houden hun vingers stevig rond de hand van hun dochters gekneld. Platte tienerbuiken, pubers met teveel vet, adolescenten met zwembandjes, lichamen nerveus giechelend en kletsend, ongeduldig wachten op een terrastafel. Ik sla een smalle straat in. Bovenaan de straat roept een visser of ik verse vis wil kopen. Ik schud van nee. Hij sukkelt met zijn plastic tassen verder de heuvel op. De zon schijnt vel tussen de sinaasappelbloesem. De geur is niet te beschrijven. Bedelaars houden mij tegen. Ik geef ze niets. Moeilijk de blikken te ontwijken. Ik verdwaal in deze stad met haar indrukken. Onderweg denk ik aan hen die het moeilijk hebben elders in vreemde steden en landen, nergens thuis, ontheemd en met heimwee en ongekende driften bezwaren ze het idee ergens toch een thuis te hebben. Zelfs al komen ze uit dezelfde stad. Als tranen woorden waren schreef men niet zoveel. Er valt niet te concurreren met het ‘leven zelf’ schreef Saul Bellow. Ik mijmer, langs eeuwenoude paleiselijke gevels, dat de kunstenaar van de natuur ‘kunst’ maken wil. Schrijven, dat kunnen de meesten, maar literatuur schrijven? Voor alles heb je een gereedschapskist nodig. Heb je die niet? Na een tijdje weet ik wat ik bedoel: Je volgt een cursus creative writing, houd je strikt aande regels en je levert het manuscript in. Waarom zou ik mezelf dwingen om op die manier te schrijven? Ben je jong, gender, zojuist uit de kast gekomen, een blauwe maandag bewusteloos geweest omdat je agressieve moeder een pan spaghetti boven papa’s krant leeg kieperde; vader een dweil van een man is en de adolescent uit een huis vol crisissen vlucht. Als het maar schokkend is. Of neem het geloof dat je onderdrukt en niemand meer goed kan doen; je hormonen slikt omdat je een tussenmens bent, ex-vluchteling, een nymfomane moeder hebt, pedofiele ouders, buiten je moedertaal een andere taal hebt geleerd, kortom als je maar trauma’s hebt opgelopen, de gebeurtenissen het bloed onder je nagels halen, door elkaar geschud. Trauma’s en nog eens trauma’s. Dit denk ik als ik langs het oude Moorse kasteel loop en opkijk naar de hoge muren, de pluimen van ranke palmbomen wuivend in de wind. Mijn vriend vertelde ooit hoe na de oorlog al zijn vriendjes uit de klas niet waren teruggekeerd. Waar is kunst dan voor nodig als de wereld naar de kloten gaat? En dat kunst niet in een museum thuis hoort, het museum zijn fantomen heeft, hoe tegendraads de kunstenaar ook is, hij haalt nooit het niveau van de abjecte werkelijkheid. Iets schokkends zien kan elk moment als je maar de krant openslaat en je ogen openhoudt. Is kunst een troost tegen al dit geweld? Nee, er is geen bescherming meer ook niet in de kunst. Dat is wat kunst doet. Pijn.
Palacio del Virrey Laserna? Pijn. Vanaf de achttiende eeuw. Pijn.
@robert kruzdlo 2021 april 5
…Kunst,